Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4078/GA, 19 februari 2015, beroep
Uitspraakdatum:19-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4078/GA

betreft: [klager] datum: 19 februari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. Deckwitz, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 oktober 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 januari 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is de plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Sittard, [...], gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Klagers raadsman, mr. T. Deckwitz, heeft op 7 januari 2015 schriftelijk bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de omstandigheid dat terugbelverzoeken van klagers raadsman niet aan klager zijn doorgegeven.

De beklagrechter heeft geoordeeld dat de klacht door intrekking is afgedaan.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De beklagrechter heeft ten onrechte geoordeeld dat klager de klacht heeft ingetrokken. Voor zover al aan klager
een
brief is gestuurd waarin is verzocht of hij zich wilde uitlaten over de vraag of de klacht zou worden gehandhaafd, heeft hij die brief niet ontvangen en is die brief niet aan zijn raadsman, die het beklag heeft ingediend, gezonden. Voorts heeft klagers
raadsman op 11 september 2014 telefonisch contact opgenomen met de Commissie van Toezicht waarbij onder meer is aangegeven dat klager zijn klacht wenst te handhaven. Inhoudelijk is namens klager aangevoerd dat, nu zowel door klagers raadsman als door
kantoorgenoten en de secretaresse van zijn raadsman veelvuldig terugbelverzoeken zijn achtergelaten en zij uiteindelijk te horen hebben gekregen dat terugbelverzoeken niet worden doorgegeven, er kan worden vastgesteld dat er iets niet goed gaat in de
inrichting. Voorts is het vreemd dat de directeur enerzijds stelt dat het niet aannemelijk is dat terugbelverzoeken niet zijn doorgegeven, maar er anderzijds wel aanleiding bestond de procedure met betrekking tot het doorgeven van terugbelverzoeken aan
te passen. Klager verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De directeur acht het niet aannemelijk dat terugbelverzoeken veelvuldig niet zouden zijn doorgegeven. Hij heeft navraag
gedaan bij het personeel. De telefoniste kan het zich niet herinneren, terwijl zij het zich nog wel zou herinneren als iemand heel vaak op één dag zou bellen.

3. De beoordeling
Gebleken is dat klagers raadsman op 20 juni 2014 namens klager een klaagschrift heeft ingediend. Aan klager, die inmiddels in vrijheid was gesteld, is kennelijk op 24 juli 2014 door de secretaris van de Commissie van Toezicht een brief gestuurd waarin
klager is verzocht binnen veertien dagen schriftelijk aan te geven of hij zijn klacht handhaaft. Klager stelt deze brief niet te hebben ontvangen. Nu genoemde brief enkel aan klager en niet aan diens raadsman is gestuurd, terwijl het beklag is
ingediend
door klagers raadsman en klagers raadsman voorts op 11 september 2014 telefonisch heeft aangegeven dat klager behandeling van zijn klacht wenst, is de beroepscommissie van oordeel dat niet gebleken is dat klager zijn beklag heeft ingetrokken. Zij zal
de
uitspraak van de beklagrechter dan ook vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

Op grond van artikel 39, vierde lid, van de Pbw jo. artikel 37, eerste lid, van de Pbw wordt de gedetineerde in staat gesteld met zijn rechtsbijstandverlener contact op te nemen indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat. De beroepscommissie
is van oordeel dat uit het voorgaande voortvloeit dat terugbelverzoeken van advocaten op behoorlijke wijze dienen te worden afgehandeld. Dit houdt in dat terugbelverzoeken aan de gedetineerde worden doorgegeven dan wel, in een geval dat dit niet
mogelijk is, de raadsman of raadsvrouw wordt bericht dat het niet mogelijk is het terugbelverzoek door te geven.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is aannemelijk dat terugbelverzoeken niet aan klager zijn doorgegeven. Voorts is niet gebleken dat van de zijde van de inrichting is meegedeeld dat dergelijke verzoeken op dat moment niet aan klager zouden
worden
meegedeeld. Voor dit oordeel vindt de beroepscommissie niet alleen steun in de stellingen van klager maar ook in het feit dat de directeur de procedure omtrent het doorgeven van terugbelverzoeken inmiddels heeft aangepast en derhalve kennelijk zelf van
mening was dat de procedure niet voldeed. Het beklag zal daarom alsnog gegrond worden verklaard en aan klager zal een tegemoetkoming van € 15,= worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, dr. W.J. Schudel en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 19 februari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven