nummer: 14/3679/GA
betreft: [klager] datum: 19 februari 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 22 september 2014 van de beklagcommissie bij het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 23 januari 2015, gehouden in de p.i. Vught, zijn klager en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught, [...], gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van vier dagen, met ingang van 14 augustus 2014, met cameratoezicht, omdat klager psychotisch decompenseerde, waardoor er geen contact meer mogelijk
was met hem en hij iedere vorm van medicatie weigerde.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager vindt dat hij zonder aanleiding in de afzonderingscel is geplaatst. Hij kreeg de betreffende dag foto’s te zien waaruit
bleek dat zijn woonwagen vernield was. Hij heeft toen zijn woede geuit in zijn cel en is gaan schreeuwen. Dit was overdag. Klager is nooit psychotisch geweest. Hij slikt alleen medicatie om rustig te kunnen slapen. Voor zijn detentie is hij ook nooit
psychisch ziek geweest. Hij was in de eerste plaats van slag vanwege zijn woonwagen en niet vanwege de omstandigheid dat hij niet mocht roken. Toen de psychiater bij klager langs kwam, heeft klager gezegd dat hij geen medicatie wilde. De psychiater zei
toen dat hij bang was dat klager ook ’s nachts herrie zou maken en dat klager daarom één dag in de afzonderingscel zou worden geplaatst. De volgende dag kwam in de afzonderingscel een andere psychiater bij klager langs die aangaf dat klager vier dagen
in de afzonderingscel diende te verblijven. Klager vindt dit onredelijk.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager voert in beroep voor het eerst aan dat hij naar aanleiding van foto’s van zijn woonwagen boos was. Dit heeft hij in
beklag niet aangevoerd. De betreffende dag was het niet te doen met klager. Het was niet mogelijk met hem te communiceren en er ging veel dreiging uit van klager. Door zijn gedrag kon hij niet langer op zijn cel verblijven. Het was zelfs noodzakelijk
klager met behulp van het Interne Bijstands Team naar de afzonderingscel te verplaatsen. Klager is gezien door een (collega)directeur. Ook is hij iedere dag gezien door een gedragsdeskundige. Op 16 augustus 2014 is geprobeerd de maatregel te
beëindigen,
maar dit bleek niet mogelijk. Na afloop van de ordemaatregel is klager op een andere afdeling geplaatst, waar hij beter wordt begeleid. De ordemaatregel is op advies van de psychiater opgelegd voor de duur van vier dagen om te kijken hoe de situatie
zich verder zou ontwikkelen. De directeur heeft alles beslist in overleg met de gedragsdeskundige/behandelstaf. Het klopt dat klager niet psychotisch is.
3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie voegt evenwel aan de gronden toe dat niet aannemelijk is dat klager psychotisch was,
maar wel dat er gelet er gelet op klagers gedrag voldoende aanleiding bestond voor oplegging van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel met cameratoezicht. Hierbij is in aanmerking genomen dat klager heeft erkend dat hij
zijn woede heeft geuit in zijn cel en aan het schreeuwen was en dat directeur alles heeft beslist in overleg met de behandelstaf. Het beroep zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd met aanvulling van
de
gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, dr. W.J. Schudel en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 19 februari 2015
secretaris voorzitter