Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4832/GV, 16 februari 2015, beroep
Uitspraakdatum:16-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4832/GV

betreft: [klager] datum: 16 februari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 december 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft om strafonderbreking verzocht omdat het niet goed gaat met zijn oma. Klager heeft een goede band met zijn oma en wil graag bij haar zijn nu het nog kan en zijn moeder steunen. Klagers moeder
zorgt voor zijn oma. De huisarts van klagers oma schrijft alleen nog medicijnen voor en kan verder niets meer voor haar betekenen. Klager heeft al meerdere keren incidenteel verlof genoten die alle keren goed zijn verlopen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Dat klager zich zorgen maakt om zijn moeder en oma is begrijpelijk. Er zijn mogelijkheden om reguliere zorg te vragen zodat klagers moeder ontlast kan worden. De aanwezigheid van klager wordt daarom niet noodzakelijk geacht. Daarnaast is ook niet
bekend
of er meer personen in de familiekring zorgtaken op zich kunnen nemen. Klager gaat eenmaal per drie maanden onder begeleiding op bezoek bij zijn oma omdat zijn oma niet tot reizen in staat is. Onbegeleid verlof is gelet op klagers einddatum niet aan de
orde.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking. De zorg voor een dementerende moeder is niet licht. Dit zal veel van klagers moeder vragen. Het is echter geen reden om strafonderbreking toe te
kennen.
Strafonderbreking leidt ook niet tot een betere gezondheid van de oma. Met betrekking tot de zorg voor klagers oma is er mantelzorg en kan ook professionele zorg plaatsvinden. Strafonderbreking is geen passende oplossing voor klagers moeder en oma.
De directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking gezien het advies van het OM en het Bureau Individuele Medische Advisering (BIMA) en stelt dat ondersteuning van klagers
moeder en oma ook zonder klager kan plaatsvinden.
Het BIMA acht geen medische indicatie aanwezig voor strafonderbreking. Indien de zorg voor klagers oma te zwaar wordt, kan er thuiszorg ingeschakeld worden. Indien klager een bijdrage wil leveren aan de zorg voor zijn oma is dit nobel maar er is geen
medische indicatie voor strafonderbreking.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek, wegens het plegen van doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 28 augustus 2018.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. De wens
van klager om gedurende een aantal weken of maanden bij zijn moeder en oma te zijn is begrijpelijk. Er is echter niet aangetoond dat klagers aanwezigheid bij zijn moeder en oma noodzakelijk is. Overigens gaat klager al eenmaal per drie maanden onder
begeleiding bij zijn oma op bezoek. Gelet op het vorenstaande kan de afwijzende beslissing van de Staatssecretaris niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 16 februari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven