Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3652/GM, 5 februari 2015, beroep
Uitspraakdatum:05-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3652/GM

betreft: [klager] datum: 5 februari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 22 september 2014 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 januari 2015, gehouden in de p.i. De Schie te Rotterdam, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. T.C. ten Rouwelaar.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Alphen aan den Rijn heeft laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 25 juli 2014, betreft het niet stopzetten van de verstrekking van Concerta.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Klager heeft met zijn psychiater afgesproken dat het gebruik van Concerta (methylfenidaat) vanaf 10 april 2014 zou worden afgebouwd. Vanaf 18 april 2014 was het de bedoeling dat klager geen
Concerta meer zou slikken. Desondanks is klager op 25 juli 2014 er bij toeval achter gekomen dat hij Concerta nog steeds verstrekt heeft gekregen. Klager heeft ten onrechte gedurende 102 dagen nog dagelijks 72 mg Concerta geslikt. Klager kreeg allerlei
klachten zoals jeuk op de benen, onrust in zijn hoofd, uitstralende pijn, krachtverlies en hartklachten. De medische dienst heeft haar aansprakelijkheid erkend, maar klager is hiermee niet tevreden. Klager meent dat hem een redelijke schadevergoeding
moet worden betaald vanwege de medische schade die hij heeft opgelopen. Klager kon niet controleren welke medicatie hij verstrekt heeft gekregen, omdat hem niet de zakjes waarop de medicatie vermeld staan worden uitgereikt, doch slechts de medicatie
zelf. De zakjes worden samengesteld en gesloten door de apotheek. Ook recent heeft klager moeten constateren dat de medicatieverstrekking niet goed is verlopen, dit keer Tramadol. Hierover wordt een nieuwe klacht voorbereid. Klager meent dat de
p.i.w.-ers die de zakjes met medicatie ronddelen verantwoordelijk zijn. Klager wil een schadevergoeding van € 248,50 per dag. Dit bedrag is de kostprijs van klagers verblijf in een huis van bewaring. In totaal wil klager voor de 102 dagen een
schadevergoeding van € 25.347,=. Een p.i.w.-er heeft klager uitgelegd dat als hij de medicatie niet zou innemen een rapport zou volgen en sancties. Klager slikte de Concerta vanaf september 2013. Vooruitlopend op een plaatsing in een verslavingskliniek
zou klager de Concerta gebruiken. Klager is vanaf januari 2014 gedetineerd. Voor klager is lastig aan te geven of het gebruik van Concerta enig effect heeft gehad.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Uit onderzoek is gebleken dat het stoprecept niet door de apotheek is ontvangen. De inrichting kan met
zekerheid zeggen dat het recept is gefaxt en na ondertekening per post is verzonden.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat tussen partijen niet in geding is dat aan klager in ieder geval tot 25 juli 2014 Concerta is verstrekt terwijl eerder op advies van de psychiater was besloten de verstrekking van Concerta vanaf 9 april 2014 af te
bouwen en uiteindelijk stop te zetten. Aan klager is ten onrechte voor een periode van meer dan drie maanden Concerta verstrekt.

De medisch adviseur vermeldt in het verslag van 22 september 2014 onder meer het volgende:

“Ik [medisch adviseur, rsj] heb op 22 september 2014 telefonisch overleg gehad met het hoofd zorg over dit probleem en de wijze waarop met de recepten wordt omgegaan op de medische dienst. Daarnaast heb ik overlegd met onze farmaceutisch adviseur.
Hieruit blijkt het volgende:
De psychiater schrijft zelf de medicijnen voor in het microHis (huisartsen)dossier. Zij heeft op 9 april een stoprecept geschreven voor de dosering van 56 mg. Zij heeft op 15 april 2014 een stoprecept geschreven voor de dosering van 36 mg en zij heeft
op 18 april 2014 een recept geschreven voor de dosering van 18 mg voor vier dagen. Hierna zou u [klager, rsj] volledig zijn afgebouwd van dit medicijn.

Volgens het hoofd zorg komen alle door een arts getekende recepten terecht in een soort ‘verzamelbak’ en worden ze door een van de verpleegkundigen per e-mail doorgestuurd naar de apotheek, die de wijzigingen verwerkt.
Een of twee dagen later komen de ‘papieren’ recepten naar de apotheek, samen met de bak ‘geweigerde’ medicatie (dit gaat namelijk sneller dan per post). De apotheek controleert deze papieren recepten niet meer (men gaat uit van de per e-mail
doorgestuurde recepten) en volgens de farmaceutisch adviseur zijn hierover ook geen afspraken gemaakt en is een dergelijke controle niet nodig.

Wel is contractueel het volgende vastgelegd:
De apotheek stuurt standaard:
a. uitzetlijst voor het uitdelen van de medicatie per uitdeelmoment bij iedere aflevering;
b. actueel overzicht van medicatie per patiënt bij iedere mutatie. (...)”.

Hoewel gelet op het vorenstaande niet kan worden uitgesloten dat (ook) de apotheek een fout heeft gemaakt, is de beroepscommissie van oordeel dat op de medische dienst de verantwoordelijkheid rust dat aan klager de juiste medicatie wordt verstrekt. De
medische dienst moet hebben geweten dat de apotheek de papieren recepten niet meer controleert. Verder had de medische dienst de wijzigingen in de medicatie kunnen controleren aan de hand van de uitzetlijsten. Het voorgaande in samenhang en onderling
verband bezien is de beroepscommissie van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts moet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen
aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager. Niet uit te sluiten is dat door de voortdurende verstrekking van Concerta klager bijwerkingen heeft ondervonden. De beroepscommissie stelt de tegemoetkoming derhalve vast op € 100,-.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. Alphen aan den Rijn toekomende tegemoetkoming op € 100,-

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, dr. ing. C.J. Ruissen en drs. R. Vogelenzang, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 5 februari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven