Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3793/GB, 4 februari 2015, beroep
Uitspraakdatum:04-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/3793/GB

Betreft: [klager] datum: 4 februari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.M. Kwakman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 september 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager en zijn raadsvrouw hebben geen gebruik gemaakt van het recht ter zitting te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 10 februari 2011 gedetineerd. Hij verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de p.i. Almelo. Op 8 september 2014 is hij geplaatst in het h.v.b. van de p.i. Almelo, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.
Op
5 januari 2015 is hij geplaatst in de z.b.b.i. van de p.i. Almelo.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is op 10 december 2014 door de politierechter vrijgesproken van verdenking tot diefstal, gepleegd tijdens een regimesgebonden verlof. Deze uitspraak is nog niet onherroepelijk, maar de officier van justitie vorderde vrijspraak, waardoor
hoogstwaarschijnlijk geen hoger beroep wordt ingesteld. Klager begrijpt dat hij is teruggeplaatst naar een normaal beveiligde inrichting, omdat er een openstaande strafzaak liep. Klager verbleef sinds 8 september 2014 in een normaal beveiligde
inrichting. Indien hij van 8 september 2014 tot en met 10 december 2014 in de z.b.b.i. had verbleven, zou aan hem dertien maal regimesgebonden verlof zijn verleend. Klager verzoekt om een tegemoetkoming.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op grond van artikel 1e, onder b, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) worden gedetineerden die worden vervolgd voor het in detentie plegen dan wel medeplegen van misdrijven uitgesloten van promotie of
het
pluspogramma. Indien de vervolging niet leidt tot een veroordeling, wordt de uitsluiting ongedaan gemaakt. Klager is gedegradeerd en komt op grond van artikel 2, tweede lid onder c en d, en artikel 3, tweede lid onder c en d, van de Regeling niet in
aanmerking voor plaatsing in een z.b.b.i. dan wel een beperkt beveiligde inrichting.

4. De beoordeling
4.1. In het onderhavige beroep is de ongegrondverklaring van klagers bezwaarschrift gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in het h.v.b. van de p.i. Almelo aan de orde. Klager verblijft inmiddels weer in de z.b.b.i. van de p.i. Almelo. Nu
klager
heeft verzocht om een tegemoetkoming, zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk behandelen.

4.2. Klager verbleef in de z.b.b.i. van de p.i. Almelo. Op 6 september 2014 is klager aangehouden tijdens een regimesgebonden verlof wegens verdenking van medeplichtigheid aan diefstal in vereniging. Naar aanleiding hiervan is hij op 8 september
2014
geplaatst in het h.v.b. van de p.i. Almelo. Op 10 december 2014 heeft de politierechter klager vrijgesproken. Op 5 januari 2015 is klager weer geplaatst in de z.b.b.i. van de p.i. Almelo.

4.3. Op grond van artikel 1e, onder b, van de Regeling zijn gedetineerden uitgesloten van promotie of het plusprogramma die vervolgd worden voor het in detentie plegen dan wel medeplegen van misdrijven. Indien de vervolging niet leidt tot een
veroordeling, wordt de uitsluiting ongedaan gemaakt. Op grond van artikel 2, tweede lid onder c en d, van de Regeling komen gedetineerden die in het basisprogramma zijn geplaatst of die zijn gedegradeerd niet in aanmerking voor plaatsing in een
z.b.b.i.

4.4. Klager is vervolgd voor het in detentie medeplegen van diefstal in vereniging. Als gevolg hiervan werd klager uitgesloten van het plusprogramma. Hierdoor heeft de selectiefunctionaris in redelijkheid kunnen beslissen klager te plaatsen in het
h.v.b. van de p.i. Almelo. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie
merkt daarbij op dat nu klager na de vrijspraak wederom is geplaatst in de z.b.b.i. van de p.i. Almelo, de uitsluiting ongedaan is gemaakt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van I.C.E. Spierings, secretaris, op 4 februari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven