Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4106/GB, 29 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:29-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/4106/GB

Betreft: [klager] datum: 29 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 oktober 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 10 februari 2013 gedetineerd. Hij verblijft in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Tijdens zijn verblijf in p.i. Krimpen aan den IJssel is klager meegedeeld dat er boetes openstonden. Hij heeft geprobeerd om via MMD een betalingsregeling te treffen maar niemand heeft hem daarbij geholpen. In de p.i. Arnhem heeft niemand iets gezegd
over openstaande boetes en is hem niet gevraagd om een betalingsregeling te treffen. Hij heeft daar wel een regeling kunnen treffen voor een schadevergoeding. In maart 2014 is klager in de p.i. Vught gezegd dat hij naar een half open kamp mocht. Ineens
mocht hij niet meer omdat hij openstaande boetes heeft. Niemand heeft hem gevraagd om een betalingsregeling te treffen. Volgens de reclassering heeft klager sinds 28 augustus 2014 recht op een enkelband, maar in verband met al die boetes heeft hij nu
een afwijzende beslissing ontvangen. Dit terwijl hij wel een regeling kon treffen voor de schadevergoeding. Hij had zelf aangeboden om de helft van de schadevergoeding alvast te betalen tot hij met een enkelband naar huis mocht. Hij heeft zeker zijn
best gedaan om een regeling te treffen. Personeel dat zaken voor gedetineerden moet regelen, doet niets.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. Aansluitend moeten er drie Lex Mulder zaken van in totaal € 2.796,= geëxecuteerd worden of 21 dagen. Klagers einddatum is inclusief de Lex Mulderzaken bepaald op 3 maart 2015. Vanwege het
feit
dat klager geen regeling heeft getroffen voor openstaande Lex Mulder zaken komt hij niet in aanmerking voor deelname aan een p.p.
Klager heeft een fasering aangevraagd en zou in aanmerking komen voor een p.p. met elektronisch toezicht. Hierop is een reclasseringsrapport aangevraagd en uitgebracht. De reclassering is benaderd over de openstaande Lex Mulderzaken en heeft laten
weten
dat ook zij geen betalingsregeling kunnen treffen. De reclassering gaf aan dat zij pas een regeling kunnen treffen als klager buiten is en een inkomen heeft. De reclassering kan niet bemiddelen in een betalingsregeling als bedoeld in bijlage 6 van de
informatie betreffende de p.p.’s.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. Uit de circulaire van 1 januari 2008 met kenmerk 5327432/04/DJI (hierna: de Circulaire) is met betrekking tot de betaling van boetes in een p.p. vermeld dat het sinds 1 januari 2004 mogelijk is om met alle mogelijke vermogenssancties in
aanmerking te komen voor een p.p. Voorwaarde is dan dat er een afbetalingsregeling is vastgesteld en dat het ook realistisch is om de geldboete binnen de duur van het p.p. af te betalen. Klager heeft erkend dat er nog een aantal vermogenssancties
openstaat, waarvoor geen afbetalingsregeling is (kunnen worden) getroffen. Hetgeen hiervoor is overwogen maakt dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 29 januari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven