Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4682/GV, 29 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:29-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4682/GV

betreft: [klager] datum: 29 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.C.J. Tuip, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 december 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft reeds in een eerder stadium, op 25 augustus 2014, een verlofaanvraag ingediend. Op 28 augustus 2014 heeft de politie positief geadviseerd ten aanzien van het
opgegeven verlofadres. Op 3 november 2014 heeft de politie een tegenstrijdig advies gegeven ten aanzien van hetzelfde verlofadres. De politie acht het alsnog niet wenselijk dat klager verlof op het opgegeven adres doorbrengt, omdat klager destijds op
het adres is aangehouden en hij bij verlof op het verlofadres zou terugkeren in zijn oude leefomgeving. Klager kan zich niet verenigen met de beslissing tot afwijzing van zijn verzoek, nu het adres in eerste instantie was goedgekeurd. Bovendien is het
opmerkelijk dat de politie, na door de reclassering geconfronteerd te zijn met het tegenstrijdige advies, niet wenst te onderbouwen waarom het adres in eerste instantie wel was goedgekeurd. Het Openbaar Ministerie (OM) en zelfs het Multi Disciplinair
Overleg (MDO) is verbaasd over het advies van 3 november 2014, gelet op klagers houding en gedrag op de woonafdeling en de arbeid. Het MDO heeft expliciet te kennen gegeven veel vertrouwen te hebben in een goede afloop van het verlof. Klager betwist
dat
sprake is van een negatieve thuissituatie waarbij hij te weinig zou worden gestimuleerd in het voorkomen van problemen. Hij is van mening dat het verlofadres derhalve ten onrechte niet is goedgekeurd. Hij verzoekt zijn beroep mondeling toe te lichten.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft zich tijdens een schorsing van zijn preventieve hechtenis niet aan de voorwaarden gehouden en is op verdenking van het plegen van een
nieuw
delict in hechtenis genomen. Het verlofadres wordt niet aanvaardbaar geacht. Het OM acht het noodzakelijk dat elektronisch toezicht wordt toegepast tijdens het verlof. De reclassering heeft daarom een bezoek gebracht aan de bewoner van het verlofadres.
Elektronisch toezicht is uit te voeren op het adres, maar de reclassering vond het adres niet geschikt om het verlof op door te brengen. Klager maakt deel uit van een overlast gevende groep “risicojongeren” in Almere, die ook in verband worden gebracht
met crimineel gedrag. Hij lijkt te worden aangemerkt als één van de leiders, maar dat wordt door hem ontkend. De reclassering heeft een negatief advies gegeven met betrekking tot het verlofadres. Zij vinden het geen stabiel adres en hebben vragen
omtrent de openheid en eerlijkheid van de bewoonster. Naar aanleiding van het uitgebreide advies van de reclassering, kan de politie haar advies hebben herzien. De politie onderzoekt een verlofadres op een andere manier en minder grondig dan de
reclassering dat doet. Het is ook niet verboden om een advies op basis van nieuwe informatie te herzien. De inrichting heeft klager verzocht een ander verlofadres op te geven, maar klager heeft dit geweigerd. Gezien de aanwezige weigeringsgronden zou
een geschikt verlofadres ook niet direct leiden tot een positieve beslissing op klagers verzoek om verlof. Het recidiverisico is ingeschat als hoog en interventies gericht op het terugdringen van dit risico, zijn nog niet aangevangen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere heeft, ondanks het positieve advies van het MDO, negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag op grond van de laatste bevindingen omtrent het verlofadres. Aan klager is de
mogelijkheid
geboden een ander verlofadres op te geven, maar hij gaf aan de beslissing van de selectiefunctionaris af te willen wachten en bij een afwijzing gebruik te maken van zijn beroepsmogelijkheden.
Het OM heeft geadviseerd om tijdens het verlof elektronisch toezicht toe te passen.
De politie heeft op 28 augustus 2014 aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het opgegeven verlofadres. Op 3 november 2014 gaf de politie aan dat het verlofadres het adres is waar klager destijds is aangehouden en waar diverse gestolen goederen zijn
aangetroffen. De politie vraagt zich af of het wenselijk is als klager zijn verlof doorbrengt op dit adres, aangezien hij dan rechtstreeks terugkeert naar zijn oude leefomgeving waar hij eerder is aangehouden.
Volgens de reclassering wilde de politie niet onderbouwen waarom zij het verlofadres eerder wel hebben goedgekeurd.

3. De beoordeling
Klager is thans gedetineerd in verband met een gevangenisstraf van 26 maanden, met aftrek, wegens het plegen van meerdere woninginbraken en heling. Klager heeft hoger beroep ingesteld. De fictieve einddatum van zijn detentie is gesteld op 21 mei 2015.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Namens klager is verzocht het beroep mondeling toe te lichten. Nu het verzoek niet is onderbouwd en de beroepscommissie zich op basis van de stukken voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen, wijst de beroepscommissie dit verzoek af.

Uit het advies vrijheden volgt dat de politie op 28 augustus 2014 positief heeft geadviseerd ten aanzien van het verlofadres. De reclassering heeft in het kader van deelname aan een penitentiair programma een huisonderzoek verricht om te kijken of aan
de voorwaarden voor het toepassen van elektronische controle kon worden voldaan. In het reclasseringsrapport is vermeld dat het adres technisch aan de voorwaarden voldoet, maar dat er naar het oordeel van de reclassering bezwaren bestaan voor wat
betreft de eerlijkheid en openheid van de bewoonster waardoor de reclassering de woonsituatie niet stabiel genoeg acht. Naar aanleiding hiervan heeft de politie op 3 november 2014 aangegeven zich af te vragen of het wenselijk is dat klager zijn verlof
zal doorbrengen op genoemd adres.

De beroepscommissie is van oordeel dat het politieadvies van 3 november 2014 onvoldoende is gemotiveerd. Dit geldt te meer nu de politie eerder positief had geadviseerd ten aanzien van het verlofadres en volgens de reclassering niet wilde
onderbouwen waarom het adres eerder wel was goedgekeurd. Ten tijde van het eerste advies was immers reeds bekend dat klager bij verlof op het adres zou terugkeren in zijn oude leefomgeving waar hij eerder is aangehouden. Voorts is naar het oordeel van
de beroepscommissie onvoldoende duidelijk welke bezwaren tegen de bewoonster van het adres bestaan. Ook is naar het oordeel van de beroepscommissie het feit dat in het huis van de bewoonster de gestolen goederen zijn aangetroffen en klager op het adres
is aangehouden, geen redengevend argument nu de bewoonster klager heeft opgevoed en klager bij haar woonde. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing niet op goede gronden rust. Zij zal het beroep dan ook
gegrond verklaren, de bestreden beslissing vernietigen en de Staatssecretaris opdragen binnen een termijn van twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na
ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 29 januari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven