Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3417/GA, 27 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:27-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3417/GA

betreft: [klager] datum: 27 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.E.R. Geurts, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 augustus 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 januari 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. W.E.R. Geurts.
De directeur van de locatie Zuyder Bos heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van acht dagen, vanwege een onderzoek naar klagers betrokkenheid bij het forceren van een raam in de keuken.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Uit de verslagen blijkt niet dat klager betrokken is geweest bij het incident. Iedereen die zich in de keuken bevond, is afgezonderd. Klager was bezig om broodjes te bakken. Hij wist niet dat er aan het raam gerommeld werd. Klager heeft vier dagen in
de
afzonderingscel verbleven. Op de tweede dag is er iemand langsgeweest om te vragen wat er is gebeurd. Verder heeft klager geen gesprekken gehad. Op het moment dat klager in afzondering verbleef, heeft hij gehoord dat een medegedetineerde aan een piw-er
heeft bekend dat deze medegedetineerde het raam had geforceerd. Klager heeft niets gehoord over de uitkomst van het onderzoek. Ook de gevonden telefoon en lader zijn niet naar klager te herleiden. Dit is bij de beklagrechter besproken, maar verder is
hierover niets bekend. De ordemaatregel heeft grote gevolgen gehad. Na vier dagen is klager overgeplaatst naar de p.i. Zwolle waar hij opnieuw werd geplaatst in het basisregime.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Vast staat dat klager zich, samen met zes andere gedetineerden, in de keuken bevond op het moment dat daar een poging ondernomen werd een raam te forceren. Naar aanleiding hiervan heeft de directeur besloten onderzoek te doen naar de betrokkenheid van
elk van hen. In het belang van dit onderzoek is het niet onredelijk of onbillijk, dat de directeur alle toen aanwezige gedetineerden in het kader van een ordemaatregel in afzondering heeft geplaatst. Deze ordemaatregel diende er onder meer toe te
onderzoeken of klager bij het hiervoor beschreven incident betrokken was. Dat achteraf niet is gebleken van klagers betrokkenheid bij dit incident, als gevolg waarvan klager de ordemaatregel als een ten onrechte opgelegde straf heeft ervaren, is
vervelend en begrijpelijk. Dit maakt de beslissing van de beroepscommissie echter niet anders, omdat de directeur niet van tevoren had kunnen weten dat klager met het incident waarschijnlijk niets te maken had.

Met betrekking tot de duur van de afzonderingsmaatregel overweegt de beroepscommissie dat een ordemaatregel niet langer mag duren dan noodzakelijk is. Gezien het aantal gedetineerden dat zich in de keuken bevond en het feit dat niemand van de betrokken
gedetineerden heeft verklaard het raam geforceerd te hebben, zijn de gedetineerden afzonderlijk gehoord. Voorts hebben celinspecties plaatsgevonden. In het licht van het vorenstaande en het feit dat de ordemaatregel ten aanzien van klager na vier dagen
is beëindigd, oordeelt de beroepscommissie dat het onderzoek en de tenuitvoerlegging van de ordemaatregel niet onnodig lang hebben voortgeduurd. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom niet tot een andere beslissing leiden dan die van de
beklagrechter.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt – met aanvulling van de gronden – de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. J.D. den Hartog, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven