Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0957/GA, 13 september 2002, beroep
Uitspraakdatum:13-09-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/957/GA

betreft: [klager] datum: 13 september 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 10 mei 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 24 april 2002 van de beklagcommissie bij de locatie Haarlem te Haarlem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Op 20 augustus 2002 heeft de beroepscommissie zitting gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
De directeur van de locatie Haarlem te Haarlem heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. De beroepscommissie heeft kennisgenomen van de inhoud van zijn brief d.d.16 augustus 2002.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het zoekraken van een baardtrimmer welke klager op 8 februari 2002 zou hebben laten invoeren door zijn bezoek.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Klager heeft aangegeven dat hij het, volgens hem op 8 februari 2002, ingevoerde elektrische scheerapparaat (de baardtrimmer) nimmer heeft ontvangen. Zoals blijkt uit het door klager zelf ondertekende verzoekformulier voor invoer vanelektrische apparatuur heeft klager deze wel degelijk ontvangen. Het apparaat is echter pas later ingevoerd.
Uit het invoerformulier blijkt dat er op 2 maart 2002 een elektrisch scheerapparaat (baardtrimmer) is ontvangen ten behoeve van klager. Indien er op een eerdere datum (ook) een elektrisch scheerapparaat (baardtrimmer) zou zijningevoerd zou dit moeten blijken uit een invoerformulier. De op het invoerformulier vermelde datum van 2 maart 2001 is onjuist. Klager heeft namelijk alleen van 31 januari 2002 tot 8 mei 2002 in de locatie Haarlem verbleven. Devetgedrukte datum van 2001 heeft te maken met de nog in omloop zijnde oude invoerformulieren.
Navraag bij de technische dienst leerde dat er tussen 1 januari 2002 en eind maart 2002 maar twee elektrische apparaten zijn ingevoerd en verzegeld ten behoeve van klager. De eerste betreft een rijstkoker (nummer: 2452465) welke op13 februari 2002 is verzegeld. De kosten van de verzegeling zijn op 14 februari 2002 door de afdeling Financiële Zaken afgeschreven van de rekening-courant van klager. Vervolgens is op 6 maart 2002 een elektrisch scheerapparaat(baardtrimmer, nummer: 2452483) verzegeld ten behoeve van klager. De kosten van de verzegeling zijn op 7 maart 2002 door de afdeling Financiële Zaken afgeschreven van de rekening-courant van klager.

3. De beoordeling
Vast is komen te staan dat klager op 6 februari 2002 een ‘verzoekformulier: invoer elektrische apparatuur’ heeft ingediend ten behoeve van de invoer van een elektrisch scheerapparaat, dan wel een baardtrimmer. Op 7 februari 2002heeft klager wederom een ‘verzoekformulier: invoer elektrische apparatuur’ ingediend. Dit maal ten behoeve van een rijstkoker. Uit de beide formulieren blijkt dat klager op enig moment, de datum is niet vermeld, voor ontvangst vandeze goederen heeft getekend.
Blijkens de brief van de directeur d.d. 16 augustus 2002, zijn tussen 1 januari en eind maart 2002 slechts twee electrische apparaten van klager ingevoerd en verzegeld, te weten een scheerapparaat en een rijstkoker, welke voorwerpenop respectievelijk 6 maart 2002 en 13 februari 2002 zijn verzegeld. Uit de bij die brief gevoegde rekening courant van klager blijkt dat deze verzegeling op respectievelijk 7 maart 2002 en 14 februari 2002 door klager is betaald.
Klagers klaagschrift dateert van 19 februari 2002 en is op 26 maart 2002 bij het secretariaat van de beklagcommissie binnengekomen. Ter zitting van de beklagcommissie heeft klager een aankoopbon van de - volgens klager tweede - baardtrimmer overgelegd die is gedateerd op 1 maart 2002. Het invoerformulier van het scheerapparaat dateert van 2 maart 2001. Nu klager van 31 januari 2002 tot 8 mei 2002 in de locatie Haarlem heeft verbleven, neemt deberoepscommissie aan dat de datum op het invoerformulier gelezen moet worden als 2 maart 2002.
Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien en mede in aanmerking genomen het feit dat klager geen bewijzen heeft kunnen overleggen waaruit een eerdere (poging tot) invoer van een elektrisch scheerapparaat, dan wel eenbaardtrimmer, zou kunnen blijken, acht de beroepscommissie niet aannemelijk dat klager twee elektrische scheerapparaten, dan wel baardtrimmers, heeft ingevoerd waarvan hij er maar één heeft ontvangen. Zij zal het beroep derhalveongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en L. Diepenhorst, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kruithof, secretaris, op 13 september 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven