Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4025/GB, 26 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:26-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/4025/GB

Betreft: [klager] datum: 26 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 oktober 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 14 mei 2013 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

2.2. Bij uitspraak van 31 december 2014, met nummer IJ-2014-001085, van de beklagcommissie bij de p.i. Krimpen aan den IJssel, is klagers beklag betreffende een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in de strafcel naar aanleiding van fraude
bij een urinecontrole gegrond verklaard. De directeur is niet in beroep gekomen waardoor deze uitspraak onherroepelijk is geworden.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.
De negatieve gedragsrapportage waar de selectiefunctionaris naar verwijst is niet opgesteld door een psycholoog uit de inrichting. Zonder tussenkomst van een psycholoog heeft de directeur van de inrichting een brief ondertekent waarin staat dat klager
een persoonlijkheidsstoornis heeft. Hij is nooit getest op een stoornis, heeft nooit uitgebreide gesprekken gevoerd met een psycholoog en er heeft nooit een persoonlijkheidsonderzoek plaatsgevonden. Bovendien heeft klager nog nooit drugs gebruikt, maar
wordt hij wel vals beschuldigd van fraude met een urinecontrole, omdat zijn urine te waterig was. Hiertegen heeft klager beklag ingediend. Het Openbaar Ministerie (OM) en de politie hebben negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek tot
plaatsing in een b.b.i. Klager heeft een verlofadres opgegeven in Rotterdam, te weten zijn eigen woning. Dit adres is niet goedgekeurd. Klager heeft daarom een nieuw verlofadres opgegeven in Zoetermeer. De bewoner van dit adres heeft toestemming
gegeven
aan klager om zijn verlof op dat adres door te mogen brengen. Dit adres ligt niet in de buurt van de slachtoffers en wordt bewoond door een mevrouw zonder justitiële documentatie. Klager wordt op eigen initiatief behandeld door een psycholoog van De
Waag en deze psycholoog heeft klager meerdere malen bezocht in de inrichting. De kans dat klager het slachtoffer opnieuw gaat lastig vallen is nihil nu klager niets meer met haar te maken wil hebben en klager nog een voorwaardelijke straf heeft
openstaan. Volgens het OM is klager een gevaar voor de maatschappij. Over enkele maanden heeft klager echter het onvoorwaardelijke deel van zijn gevangenisstraf uitgezeten en mag hij derhalve naar huis. De politie stelt dat het risico op het zich
onttrekken aan gezag hoog wordt ingeschat, omdat klager zich in 2014 niet aan zijn voorwaarden zou hebben gehouden. Volgens het reclasseringsadvies heeft klager een laag recidiverisico. Ook het risico op het zich onttrekken aan de voorwaarden wordt
door
de reclassering ingeschat als laag. Het is opmerkelijk dat de politie tot een andere conclusie is gekomen. Klager heeft een tijd onder elektronisch toezicht gestaan. Dit is goed gegaan. Hij is een aantal keer een paar honderd meter te ver in Rotterdam
geweest. Dit moest hij doen omdat hij over de snelweg moest rijden. De rechter-commissaris heeft hier geen consequenties aan verbonden. Klagers gedrag in de inrichting is goed. In het begin van zijn detentie kon hij opdringerig zijn, maar dat is nu
niet
meer het geval. Klager verblijft momenteel in het plusregime.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klagers verzoek tot plaatsing in b.b.i. is afgewezen nu het OM en de politie negatief hebben geadviseerd ten aanzien van zijn verzoek. De politie heeft aangegeven dat er verhoogd risico aanwezig is met betrekking tot onttrekking van klager aan zijn
detentie. Klager heeft zich in 2014 niet gehouden aan de opgelegde voorwaarden. Het OM stelt dat er bij de uitspraak van klagers vonnis voorwaarden zijn gesteld, namelijk een behandeling van klager bij De Waag en begeleiding van de reclassering. Deze
voorwaarden zijn nog niet uitgevoerd. Het door klager tweede opgegeven verlofadres in Zoetermeer is nog niet gecontroleerd door de inrichting. Uit het selectieadvies van de p.i. Krimpen aan den IJssel blijkt dat een gedragsdeskundige heeft geoordeeld
over een eventueel ziektebeeld van klager. Voorts blijkt uit het selectieadvies dat klager negatief gedrag vertoont. Op 1 oktober 2014 heeft klager een rapport ontvangen wegens fraude met een urinecontrole. Het is niet aan de selectiefunctionaris om te
beoordelen of alle procedures rondom de urinecontrole goed zijn verlopen.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant
hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. Uit het selectieadvies van de p.i. Krimpen aan den IJssel van 15 oktober 2014 blijkt dat klagers recidiverisico alsmede het risico op het zich onttrekken aan de voorwaarden wordt ingeschat als laag/gemiddeld. Tevens blijkt uit door de
secretaris
namens de beroepscommissie telefonisch opgevraagde informatie bij de p.i. Krimpen aan den IJssel dat klager inmiddels beschikt over een aanvaardbaar verlofadres in Zoetermeer. Voorts blijkt uit deze informatie dat zowel de advocaat-generaal als de
directeur inmiddels positief heeft geadviseerd ten aanzien van het tijdelijk verlaten van de inrichting van klager in het kader van algemeen verlof. Klager zal dan ook op 7 februari 2015 tijdelijk de inrichting verlaten in het kader van algemeen
verlof.
Gelet op het voorgaande en gelet op het feit dat klagers beklag betreffende een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in de strafcel naar aanleiding van fraude bij een urinecontrole gegrond is verklaard, is de beroepscommissie van oordeel dat
de
op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de
bestreden beslissing zal worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan en met inachtneming van het verloop van
het verlof. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol,
voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.J. Stolwerk, leden, in tegenwoordigheid van I.C.E. Spierings, secretaris, op 26 januari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven