Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4692/GV, 26 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:26-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4692/GV

betreft: [klager] datum: 26 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. van Weers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 november 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht overgeplaatst, omdat hij daar de Cova-training zou kunnen volgen met als doel het recidiverisico te
verminderen. Tot op heden is klager echter niet in staat gesteld de training te volgen. Klager voelt zich machteloos. Er is door het personeel helemaal niets ondernomen om de gestelde risico’s te verminderen. De reclassering heeft twee keer geadviseerd
dat klager de Cova-training dient te volgen, maar dit is steeds afgewezen door klagers casemanager. Zijn casemanager vindt de Cova-training maar een “Donald Duck-training”. Klager heeft zich voor alles opengesteld, hij heeft overal medewerking aan
verleend en initiatief getoond. Klager weet niet hoe hij zich moet voorbereiden op zijn terugkeer in de samenleving als hij steeds wordt tegengewerkt. Voorts voert klager aan dat hij al geruime tijd niet meer op de GVM-lijst staat. De einddatum van
zijn
detentie is in zicht.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klagers eerste verzoek om verlof is zeer recent afgewezen. De omstandigheden zijn niet veranderd en de weigeringsgronden ook niet. De
weigeringsgronden
als genoemd in artikel 4 onder a, b, d, e en i van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting zijn van toepassing. De kans op recidive is hoog. Klager heeft zich gedurende een voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) niet aan de voorwaarden
gehouden en heeft nieuwe delicten gepleegd. Toen hij werd opgeroepen voor het ondergaan van zeventien maanden detentie, is hij naar Marokko gevlucht. Daarna is hij tijdens zijn detentie uit de gevangenis van de locatie Norgerhaven ontvlucht. Ook in een
normaal beveiligde inrichting kan worden gewerkt aan een goede en delictvrije terugkeer in de maatschappij. Klager verblijft sinds juni 2014 in de p.i. Dordrecht. Hij kan zijn probleem met betrekking tot de Cova-training met zijn casemanager in de p.i.
Dordrecht bespreken. Gelet op de einddatum van klagers detentie (13 augustus 2015) acht de Staatssecretaris nog voldoende mogelijkheden aanwezig om de Cova-training te volgen. Het verlenen van vrijheden aan klager acht de Staatssecretaris te vroeg. Dat
klager volledig meewerkt aan zijn re-integratie, wil nog niet zeggen dat het vertrouwen bestaat dat hij goed kan omgaan met vrijheden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de de p.i. Dordrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, ondanks klagers positieve gedrag op de afdeling. De directeur heeft onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van verloven, gelet op het feit dat
klagers v.i. is ingetrokken, hij tijdens de v.i.-periode nieuwe delicten heeft gepleegd, hij na een oproep tot melden naar Marokko is gevlucht en hij tijdens zijn detentie uit de locatie Norgerhaven is ontvlucht.
Het Openbaar Ministerie heeft positief geadviseerd.
De politie heeft positief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager is thans gedetineerd in verband met de herroeping van een voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.). De einddatum van zijn detentie is gesteld op 13 augustus 2015.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.

Uit de stukken komt naar voren dat klager zich gedurende zijn v.i.-periode niet aan de voorwaarden heeft gehouden en dat hij daarnaast gedurende de v.i.-periode een nieuw delict heeft gepleegd. Bij uitspraak van 18 maart 2011 is klagers v.i. herroepen.
Toen klager werd opgeroepen zich te melden voor de tenuitvoerlegging van zeventien maanden gevangenisstraf - die aan hem was opgelegd naar aanleiding van het tijdens de v.i.-periode gepleegde delict -, is hij naar Marokko gevlucht. Volgens het advies
vrijheden was dit in maart 2011. Daarnaast is gebleken dat klager tijdens zijn huidige detentie, op 8 december 2012, uit de locatie Norgerhaven is ontvlucht. De ontvluchting was van korte duur, want klager is op het parkeerterrein van de inrichting
aangehouden.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van het Openbaar Ministerie en de politie, een afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag
kunnen
rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a., b. en d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de
inrichting,
niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie merkt daarbij op dat naarmate de einddatum van klagers detentie nadert, zijn belang bij een verlof in verband met zijn voorbereiding op een terugkeer in de maatschappij steeds zwaarder zal gaan wegen. Voor zover klager heeft
aangevoerd dat hij de Cova-training wil volgen, maar dit niet mogelijk is, merkt de beroepscommissie op dat klager zich hiervoor kan wenden tot de directeur van de p.i. Dordrecht. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4 De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 26 januari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven