Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3425/GA, 23 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:23-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3425/GA

betreft: [klager] datum: 23 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. IJdis, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 1 september 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 december 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsman mr. J. IJdis, [...] en [...], respectievelijk plaatsvervangend vestigingsdirecteur en juridisch
medewerker bij voormelde locatie.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van acht dagen in verband met de noodzaak van onderzoek naar klagers betrokkenheid bij de vernieling van rijkseigendom
(een poging tot het forceren van een keukenraam).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Primair wordt gepersisteerd bij hetgeen in het beroepschrift staat vermeld. Klager is niet betrokken geweest bij het voorval met het keukenraam. Er is weliswaar een verslag, maar daarin valt te lezen dat de verslag leggende medewerker niet heeft kunnen
zien wie betrokken was bij dat voorval. De directeur stelt zich op het standpunt dat klager iets had moeten doen, bijvoorbeeld een melding had moeten doen bij het personeel. Dat getuigt niet echt van realisme. Uit dat verslag valt niet op te maken dat
klager daadwerkelijk betrokken was bij het voorval. De aanname van betrokkenheid van klager is onjuist. Klager heeft een en ander niet echt in de gaten gehad. Klager wordt nog geen medepleger of medeplichtige door niet in te grijpen. Klager is van
mening dat de motivering van de bestreden beslissing ondeugdelijk is. Hij had ook geen belang om te ontsnappen, hij hoefde nog maar korte tijd door te brengen in detentie.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op enig moment kwam er een melding dat een aantal gedetineerden bezig was een raam te forceren. Vanuit de teamkamer van afdeling E1 werd waargenomen dat bij de keuken van de C1-afdeling door gedetineerden gerommeld werd bij het raam. Het personeel is
vervolgens zachtjes de trap afgelopen naar de C1-afdeling. De portier is toen gewaarschuwd en die heeft de bewakingsbeelden bekeken. Het personeel is de C1 –afdeling opgegaan en heeft onmiddellijk de deur van de keuken gesloten. Op dat moment werd door
het personeel waargenomen dat een gedetineerde bij de telefooncel stond. Die stond daar kennelijk op de uitkijk. Hij had zijn blik gericht op de teamkamer. De gedetineerden die in de keuken en huiskamer aanwezig waren zijn toen overgebracht naar de
afzonderingsafdeling, waarna de keuken is onderzocht. Er werd een hoeveelheid contrabande aangetroffen. Ook werd duidelijk dat men bezig was om het raam te forceren. Er waren eerder al signalen over een mogelijke ontsnappingspoging opgevangen. De
betreffende gedetineerden waren allen langgestraften. Alle toen aanwezige gedetineerden is een ordemaatregel opgelegd en aan de selectiefunctionaris is voorgesteld deze gedetineerden over te plaatsen naar een andere inrichting. Ten tijde van het
voorval
bevond klager zich in de keuken. Alle daar aangetroffen gedetineerden ontkenden enige betrokkenheid bij dit voorval. Indien klager echt niet betrokken was geweest bij dit voorval, had hij toen ook weg kunnen lopen. Bij de gedetineerde die op de uitkijk
stond is een aantal lakens aangetroffen die kennelijk bedoeld waren voor het gebruik bij een ontsnappingspoging

3. De beoordeling
Als onweersproken is komen vast te staan dat klager zich in de afdelingskeuken bevond op het moment dat daar door meerdere gedetineerden een poging werd ondernomen om het buitenraam van die keuken te forceren. Naar aanleiding van dat voorval heeft de
directeur besloten om alle daarbij aanwezige gedetineerden in het kader van een ordemaatregel af te zonderen, zulks in belang van het onderzoek naar de betrokkenheid van elk van hen bij een mogelijke ontsnappingspoging. In het kader van die
ordemaatregel is het, gelet op het gerechtvaardigde onderzoeksbelang van de directeur, niet onredelijk of onbillijk te achten dat alle toen aanwezige gedetineerden in afzondering werden geplaatst. Bewijs van enige daadwerkelijke betrokkenheid was – op
dat moment – niet vereist om tot de oplegging van die ordemaatregel over te gaan. Hetgeen in beroep naar voren is gebracht kan daarom - voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagrechter. Het
beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 23 januari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven