Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4044/JA, 26 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:26-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4044/JA

betreft: [klager] datum: 26 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 oktober 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Hey-Acker te Breda,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 januari 2015, gehouden in de j.j.i Eikenstein te Zeist, is klager gehoord.
De directeur van de j.j.i. Den Hey-Acker is niet ter zitting verschenen.
Van de zijde van het secretariaat van de Raad was als toehoorder aanwezig mw. Drs. Y. van der Kruit.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klagers ouders in strijd met de wet zijn geïnformeerd over het aan klager opleggen van een ordemaatregel op 13 augustus 2014.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klagers ouders zijn ingelicht over het opleggen van een ordemaatregel, terwijl de inrichting hiertoe niet bevoegd is, omdat klager meerderjarig is en geen
toestemming heeft gegeven. Klagers moeder begrijpt niet altijd waarom er gebeld wordt en maakt zich dan onnodig druk. Klager heeft al eerder kenbaar gemaakt dat hij niet wil dat zijn ouders geïnformeerd worden over disciplinaire straffen of
ordemaatregelen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Gelet op de bewoordingen in de mededeling van 13 augustus 2014, alsmede het verweer van de directeur in de beklagprocedure, wordt vastgesteld dat sprake is van het opleggen van een ordemaatregel aan klager.
Ingevolge artikel 25, zesde lid, Bjj draagt de directeur er zorg voor dat, ingeval de afzondering in de afzonderingscel langer dan 24 uur duurt, onder meer de ouders terstond hiervan in kennis worden gesteld.
Nu de maatregel voor een kortere duur was opgelegd, was reeds om die reden op grond van de wet geen noodzaak de ouders te informeren.

Voorts wordt het volgende overwogen.
Conform artikel 1:247 Burgerlijk wetboek (Bw) omvat het ouderlijk gezag de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarige kind te verzorgen en op te voeden. Gelet daarop is het van belang om in het kader van hun opvoedingstaak ouders van
minderjarigen te betrekken bij en/of te informeren over de behandeling van de jeugdige, met uitzonderingen van de gevallen genoemd in de Bjj en Rjj waarin de jeugdige toestemming moet verlenen. Deze wettelijke opvoedingstaak vormt bij minderjarigen een
rechtvaardigingsgrond voor de inmenging die met het verstrekken van informatie zonder instemming van de minderjarige zelf wordt gemaakt op het recht van eerbiediging van diens privé leven, zoals bedoeld in artikel 8 EVRM. Zodra de jeugdige achttien
jaar
wordt eindigen echter de opvoedingstaak en het gezag van de ouders en is dit wetsartikel niet langer een rechtvaardigingsgrond voor de inmenging in het recht op eerbiediging van het privé leven, zoals neergelegd in artikel 8, tweede lid, EVRM.
In het licht hiervan heeft de beroepscommissie eerder in een andere beroepszaak (12/3535/JA van 12 maart 2013) overwogen dat het informeren van ouders van een meerderjarige zonder diens toestemming over diens behandeling een ongerechtvaardigde inbreuk
op diens recht op eerbiediging van het privé leven, zoals neergelegd in artikel 8 EVRM vormt.
Naar het oordeel van de beroepscommissie dient dit ook te gelden als het om het informeren over een ordemaatregel gaat.

Klager wil niet dat de inrichting zijn ouders op de hoogste stelt van incidenten waar hij bij betrokken was. Klager heeft meerdere keren bij het personeel aangegeven dat hij daartegen bezwaar heeft.
De beroepscommissie is van oordeel dat aangezien klager inmiddels meerderjarig is en zelf heeft aangegeven niet in te stemmen met het verstrekken van informatie aan zijn ouders, het desondanks informeren van de ouders een ongerechtvaardigde inbreuk
maakt op het recht van klager op eerbiediging van het privé leven, zoals neergelegd in artikel 8 EVRM.
Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard.
De beroepscommissie acht in dit geval geen termen aanwezig om aan klager vanwege de gegrondverklaring van het beroep een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, dr. F. Boer en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris,
op 26 januari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven