Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2985/GM, 5 februari 2015, beroep
Uitspraakdatum:05-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2985/GM

betreft: [klager] datum: 5 februari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen het medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het detentiecentrum Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 11 augustus 2014 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 januari 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) De Schie te Rotterdam, zijn met bijstand van een tolk Arabisch gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.E. Stassen-Buijs, en [...],
hoofd
zorg bij het detentiecentrum Rotterdam.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 23 juli 2014, betreft:
a. het ten onrechte beschadigen (doorprikken) van klagers trommelvlies;
b. het ten onrechte adviseren dat klager een psycholoog zou moeten spreken.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. In mei 2014 is bij klager ten onrechte zijn oor doorgeprikt. Klager is ziek, hij heeft pijn aan zijn hoofd. Er praat iets in zijn hoofd. Hij is echter niet gek en is het er niet mee eens dat hem
het advies wordt gegeven om met een psycholoog te praten.
Uit de stukken is niet duidelijk dat het trommelvlies is doorgeprikt op de wijze als klager stelt. Als dit wel zo zou zijn, dan moet de medische dienst daarover worden aangesproken. De klachten van klager richten zich waarschijnlijk tegen zijn
overplaatsing naar een andere afdeling op 1 augustus 2014. De inrichting meende dat klager op een EZV-afdeling kon worden geplaatst.
Klager heeft geen aanvraag ingediend voor een gesprek met de psycholoog. Hij is het er niet mee eens dat hij met een psycholoog moet praten.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Het is onduidelijk waar klager over klaagt. In het medisch dossier is te lezen dat klager al langer klachten had aan zijn oor. Klager is uitgenodigd voor een gesprek met de psycholoog. Klager
is
tegenstrijdig in hetgeen hij zegt over de gesprekken met de psycholoog.

3. De beoordeling
a.
De beroepscommissie begrijpt op basis van de stukken dat klager het vermoeden heeft dat door een onderzoek met een otoscoop in zijn oor door de inrichtingsarts, zijn trommelvlies is doorgeprikt. De beroepscommissie acht het zeer onwaarschijnlijk dat
hierdoor het trommelvlies is doorgeprikt. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

b.
Klager lijkt wisselend in zijn wens om een psycholoog te spreken. Ter zitting van de beroepscommissie heeft klager hierover geen duidelijkheid kunnen verstrekken. Blijkens het medisch dossier is klager op 16 juli 2014 door een psycholoog gezien. Op 21
juli 2014 zijn hem verzoekbriefjes voor een gesprek met de psycholoog gegeven en op 1 augustus 2014 wordt melding gemaakt van een gesprek met een psycholoog, hoewel onduidelijk is of dit gesprek heeft plaatsgevonden. Tegen deze achtergrond kan de
inrichtingsarts geen verwijt worden gemaakt en lijkt eerder sprake te zijn van een communicatieprobleem. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, dr. ing. C.J. Ruissen en drs. R. Vogelenzang, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 5 februari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven