Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3198/GA, 2 februari 2015, beroep
Uitspraakdatum:02-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3198/GA
betreft: [klager] datum: 2 februari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 augustus 2014 van de beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 december 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie De Schie, gehoord.
Hoewel klager, die inmiddels deelneemt aan een penitentiair programma, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het niet in de verblijfsruimte voorhanden hebben van een magnetron;
b. het moeten betalen van huurpenningen voor een televisie, terwijl klager geen huurcontract voor een televisie heeft afgesloten;
c. het niet tijdig melden dat hij voor de arbeid zou worden opgeroepen;
d. het tijdens de weekdagen niet aanbieden van recreatie-uren maar deze uren aanbieden tijdens de weekeinden;
e. het in afwachting van een uitspraak van de beroepscommissie geen advies uitbrengen ten aanzien van klagers detentiefasering.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Van klagers rekening-courant wordt wekelijks € 3,00 afgeboekt voor de huur van een televisie en de televisie-aansluiting. Klager huurt geen televisie van de inrichting. Klager is voorts van mening dat hij de dag voorafgaand aan die waarop hij voor het
eerst moet deelnemen aan de arbeid, daarvan op de hoogte moet worden gesteld. Hij krijgt in het basisprogramma minder uren recreatie aangeboden dan waar hij recht op heeft. De directeur had een selectieadvies moeten sturen naar de
selectiefunctionaris.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep gehandhaafd.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep ten aanzien van de onderdelen a, b en c van het beklag naar voren is gebracht kan – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom, met
bevestiging in zoverre van de uitspraak van de beklagcommissie, ten aanzien van deze onderdelen ongegrond worden verklaard.

Onderdeel d van het beklag ziet op de beslissing van de directeur om de voor recreatie bestemde uren aan te bieden tijdens het weekeinde in plaats van – voorheen – tijdens weekdagen. Die beslissing is een voor alle op klagers verblijfsafdeling
verblijvende gedetineerden geldende algemene regel. Tegen een dergelijke algemene regel staat, buiten het geval van strijd met hogere wet- of regelgeving, geen beklag open voor de gedetineerde. Nu strijd met hogere wet-of regelgeving niet aannemelijk
is
geworden, had klager niet mogen worden ontvangen in zijn beklag. De uitspraak van de beklagcommissie zal ten aanzien van dit onderdeel van het beklag worden vernietigd en klager zal in zoverre alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard.

Klager is eerder vanuit een penitentiair programma teruggeplaatst naar een normaal beveiligde inrichting, te weten naar de locatie De Schie. Tegen die terugplaatsing heeft klager bezwaar en beroep ingesteld en op dat beroep was ten tijde van de
behandeling van de klacht nog niet beslist. Hoewel de directeur bij een verzoek van een gedetineerde voor detentiefasering aan de selectiefunctionaris een selectieadvies dient uit te brengen, is het niet onredelijk of onbillijk dat de directeur in een
geval als het onderhavige enige tijd neemt, teneinde de uitspraak van de beroepscommissie mee te kunnen nemen in dat advies. Dat zou slechts anders zijn indien de uitspraak van de beroepscommissie onredelijk lang op zich zou laten wachten. Daarvan was
in klagers geval ten tijde van het indienen van de klacht nog geen sprake. Hetgeen in beroep ten aanzien van onderdeel e van het beklag naar voren is gebracht kan daarom niet leiden tot een andere oordeel dan dat van de beklagcommissie. De
beroepscommissie merkt daarbij nog op dat klager ook zelf een verzoek om overplaatsing/detentiefasering had kunnen indienen bij de selectiefunctionaris. Het beroep zal daarom ten aanzien van dit onderdeel van het beklag ongegrond worden verklaard en de
uitspraak van de beklagcommissie zal ten aanzien van dit onderdeel worden bevestigd, met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van de onderdelen a, b, c en e van het beklag en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden ten aanzien van onderdeel e.
Zij vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van onderdeel d van het beklag en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag ten aanzien van onderdeel d.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 2 februari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven