nummer: 14/3292/GA
betreft: [klager] datum: 23 januari 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,
gericht tegen een uitspraak van 28 augustus 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 23 december 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.D. Rijnsburger, [...] en [...], respectievelijk plaatsvervangend
vestigingsdirecteur en juridisch medewerker bij voormelde locatie.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de (interne) overplaatsing van de E-afdeling, waar een pilot gold inzake zelfredzaamheid van gedetineerden, naar de B-afdeling.
De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur is in beroep gekomen omdat klager verbleef op een (kleine) afdeling waar een pilot werd gedraaid in het kader van zelfredzaamheid van de gedetineerden. Op die afdeling geldt een plusregime. De op die afdeling verblijvende gedetineerden
dienen van onbesproken gedrag te zijn. Bij een van de bezoekers van klager is tijdens de controle voorafgaand aan het bezoekmoment een hoeveelheid softdrugs aangetroffen. Die bezoeker is overgedragen aan de politie en daar heeft hij verklaard dat die
hasj op verzoek van klager was meegebracht. De directeur heeft vervolgens gesproken met klager en een en ander heeft geleid tot terugplaatsing naar zijn eerdere verblijfsafdeling, waar ook een plusprogramma geldt. De verbalisant heeft aan de inrichting
een mondelinge terugkoppeling gegeven over de verklaring van die bezoeker. Klager wist van deze bezoeker dat hij gebruiker was. Hij had hem daarom beter niet op bezoek kunnen laten komen. Een en ander was voor de directeur voldoende zwaarwegend om hem
uit de pilot te halen. Klager is niet direct teruggeplaatst. Er zijn eerst nog gesprekken met hem gevoerd. De directeur zal het proces-verbaal van verhoor van de betreffende bezoeker opvragen bij de politie en aan de beroepscommissie doen toekomen.
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is het niet eens met reactie van de directeur op dit voorval. Hij heeft zich langere tijd op de betreffende afdeling geprofileerd als een modelgevangene. Door een van buiten komende oorzaak raakte hij vervolgens alle privileges kwijt. Uit de
reactie van de directeur tegenover de beklagcommissie komt naar voren dat klager op zich niets verweten werd. Klager is van mening dat het verhaal over het verhoor bij de politie te vaag is. Dat mag hier niet meewegen. Klager wist niet dat die bezoeker
drugs zou meenemen naar de inrichting. De beklagcommissie heeft volgens klager een goed oordeel gegeven. Hem valt niets te verwijten en indien klager al bestraft zou moeten worden, dan zou dat naar aanleiding van zijn eigen gedrag moeten gebeuren en
niet naar aanleiding van gedrag van een ander persoon.
Die persoon heeft klager ongeveer drie keer bezocht. Klager wist dat die persoon blowde. Klager rookt niet, gebruikt geen alcohol en gebruikt ook geen verdovende middelen. Klager begrijpt niet waarom hij niet eerst een waarschuwing heeft ontvangen maar
direct is overgeplaatst. De directeur is te ver gegaan in het leggen van verantwoordelijkheid bij klager. Klager had van de directeur een betere belangenafweging willen zien.
3. De beoordeling
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het door de directeur overlegde proces-verbaal van verhoor van de bezoeker van klager op 14 juni 2014, met nummer PL1100 2014082354, op ambtseed opgemaakt door een verbalisant van de politie Noord-Holland,
Unit Heerhugowaard, welk proces-verbaal tevens ter kennisneming is gebracht van klager en zijn raadsman.
Vaststaat dat op 14 juni 2014 bij een bezoeker van klager bij het betreden van de inrichting een hoeveelheid softdrugs is aangetroffen. Uit hetgeen door de directeur naar voren is gebracht en uit de inhoud van het hiervoor vermelde proces-verbaal, van
de inhoud waarvan de directeur op of omstreeks 14 juni 2014 telefonisch op de hoogte is gesteld, wordt voldoende aannemelijk dat de directeur in redelijkheid kon aannemen dat die bezoeker de aangetroffen softdrugs op verzoek van klager heeft meegenomen
naar de inrichting en een poging heeft ondernomen deze in te voeren. Dergelijk gedrag verdraagt zich niet met een voortgezet verblijf op een pilotafdeling waarbij meer vrijheden worden verleend en de deelnemende gedetineerden van onbesproken gedrag
dienen te zijn. De beslissing om klager daarom over te plaatsen naar een andere (reguliere) verblijfsafdeling kan dan ook – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De uitspraak van de
beklagrechter kan daarom niet in stand blijven en het beklag dient alsnog ongegrond te worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 23 januari 2015.
secretaris voorzitter