Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4545/GV, 19 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:19-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4545/GV

betreft: [klager] datum: 19 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 december 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. De beroepscommissie heeft ambtshalve kennis genomen van de uitspraak van 22 december
2014
met kenmerk 14/4038/GV en de nieuwe beslissing naar aanleiding daarvan van 8 januari 2015.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof toegewezen voor een kortere duur dan waarom hij had verzocht.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
De eerste drie verlofaanvragen zijn afgewezen. Dit betreft de vierde verlofaanvraag. Normaal gesproken heeft klager recht op 60 uur verlof en hiervan worden 48 uren afgetrokken. Voor zover klager kan oordelen worden deze 48 uren niet gecompenseerd bij
een eventueel volgend verlof. Klager heeft na het vierde verlof nog recht op tweemaal verlof. Hij wordt ernstig benadeeld. Klager gedraagt zich erg netjes in de inrichting, doet zijn arbeid naar behoren en houdt zich aan de gemaakte afspraken. Klager
vertoont groen gedrag. Er is geen reden om het verlof tot 12 uur te verkorten. Klager heeft niet eerder kunnen bewijzen dat het verlof zonder problemen zal verlopen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft zich tijdens de vorige vervroegde invrijheidstelling (v.i.) niet aan de voorwaarden van de v.i. gehouden. In 2011 is klager tijdens de v.i.-periode aangehouden in Zweden en veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf wegens drugssmokkel. Op
grond van het plegen van dit delict is teven de v.i. van zes maanden herroepen. Klager heeft laten zien niet goed om te kunnen gaan met de aan hem verleende vrijheden en voorwaarden. Klager heeft zich dan wel niet bij een eerder verlof misdragen, dit
is
wel het geval bij de eerder verleende v.i. Beide hebben te maken met het niet goed omgaan met verantwoordelijkheden tijdens verleende vrijheden. De ontslagdatum is 22 mei 2015, waardoor klager nog een re-integratietraject van maximaal zes maanden
geboden zal worden, mits hij tijdens het verlof van 12 uur laat zien dat hij kan omgaan met de verleende vrijheden. Het algemeen verlof heeft inmiddels plaatsgevonden en is goed verlopen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag en geadviseerd om een meldplicht op te leggen.
Het openbaar ministerie heeft geen bezwaar tegen verlofverlening.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3. De beoordeling
Klager is thans gedetineerd omdat de v.i. van 180 dagen is herroepen. De einddatum van de detentie valt op of omstreeks 22 mei 2015.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers vierde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen. Reeds in haar uitspraak van 22 december 2014 (kenmerk 14/4038/GV) heeft de beroepscommissie overwogen dat bij een verlofaanvraag
een belangenafweging moet worden gemaakt tussen enerzijds het algemeen belang van (onder meer) de orde, rust en veiligheid en het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij.
Het belang van een gedetineerde gaat bovendien steeds zwaarder wegen naarmate de einddatum van de detentie nadert.

Gezien de strafrechtelijke aanhouding en strafrechtelijke veroordeling tijdens de eerdere v.i., oordeelt de beroepscommissie dat de Staatssecretaris kon volstaan met verlofverlening van een kortere duur dan waarom klager heeft verzocht. Namens de
Staatssecretaris is de bestreden beslissing voldoende gemotiveerd, namelijk dat klager eerst in de gelegenheid wordt gesteld om bij de verlofverlening te laten zien dat hij de afspraken nakomt. Bovendien is in de bestreden beslissing overwogen dat –
mocht het verlof goed verlopen – een vervolgaanvraag voor de gehele duur wordt goedgekeurd en dat tevens de detentiefasering wordt opgestart. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet
als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij heeft de beroepscommissie in aanmerking genomen dat klager inmiddels 60 uur verlofverlening is toegekend naar aanleiding van de gegrondverklaring van het beroep met kenmerknummer 14/4038/GV. Het
onderhavige beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 19 januari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven