nummer: 14/4534/GV
betreft: [klager] datum: 19 januari 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. de Reus, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 28 november 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft het gebruik van drugs erkend, zo volgt uit het vrijhedenadvies van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht. Klager is bekend met het binnen de inrichting gehanteerde
Drugsontmoedigingsbeleid. Nu er sprake is van een tweetal positieve scores bij een urinecontrole zou het eerstvolgend verlof moeten worden ingetrokken. Vanwege de persoonlijke belangen van klager had er van voornoemd uitgangspunt moeten worden
afgeweken
in het voordeel van klager, bijvoorbeeld door het toekennen van verlof voor een beperkter aantal uren. Klager functioneert naar behoren in de inrichting. Klager heeft eerder vrijheden genoten die goed zijn verlopen. Nu klagers strafrestant beperkt is,
moet aan het belang van resocialiseren grote waarde worden gehecht.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft in de afgelopen periode tweemaal positief gescoord op het gebruik van softdrugs. Het Drugsontmoedigingsbeleid is duidelijk en geeft aan dat bij twee positieve scores op het gebruik van softdrugs het eerstvolgende algemeen verlof dient te
worden afgewezen. Klager heeft met het drugsgebruik zich niet aan de regels gehouden binnen de inrichting, waardoor zijn gedrag binnen de inrichting niet goed te noemen valt. Nu klagers fictieve einddatum valt op 24 april 2015 zijn er nog verschillende
mogelijkheden tot resocialisatie aanwezig. Er zijn geen persoonlijke omstandigheden aangetoond waardoor er afgeweken kan worden van het Drugsontmoedigingsbeleid.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Dordrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het Openbaar Ministerie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar met aftrek wegens overtreding van de Wet Wapens en Munitie. Klagers fictieve einddatum valt op of omstreeks 24 april 2015.
Uit het vrijhedenadvies van de p.i. Dordrecht blijkt dat klager op 6 oktober 2014 en 3 november 2014 positief heeft gescoord op het gebruik van drugs. De beroepscommissie is, in aanmerking genomen het Drugsontmoedigingsbeleid – waaruit volgt dat het
eerstvolgende verlof van een gedetineerde die voor de tweede keer in een periode van drie maanden softdrugs heeft gebruikt, wordt ingetrokken dan wel afgewezen – van oordeel dat voornoemde omstandigheid een contra-indicatie vormt voor verlofverlening
en
dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder c van de
Regeling
tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Klager heeft geen omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 19 januari 2015
secretaris voorzitter