Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4562/GV, 19 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:19-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4562/GV

betreft: [klager] datum: 19 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.E. Buiting, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 december 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is in beroep aangevoerd dat klager wel een aanvaardbaar verlofadres heeft. Verzocht wordt om het beroep mondeling te mogen toelichten.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft twee verlofadressen opgegeven. De bewoners van het eerste opgegeven verlofadres hebben niet meegedeeld of klager op dit adres welkom is tijdens zijn verlof. Het
tweede opgegeven verlofadres betreft het adres van klagers oma. Zij heeft meegedeeld dat zij erg bang is voor haar kleinzoon en hem mitsdien geen onderdak wil bieden. Voorts wordt dit adres genoemd als slechts een “papieren adres”. Klager heeft
derhalve
geen aanvaardbaar verlofadres. Er is ook gevaar voor slachtofferconfrontatie en de kans op recidive is aanwezig. Om die reden is klager aangeboden verlof onder elektronisch toezicht te laten plaatsvinden. Hij wil hier echter niets van weten. Hieruit
blijkt dat hij zich niet controleerbaar wil opstellen. Gelet op het vorenstaande is er weinig vertrouwen in een goed verloop van het verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn heeft negatief geadviseerd ter zake van verlofverlening.
Het Openbaar Ministerie heeft positief geadviseerd ter zake van verlofverlening.
De politie van de gemeente Gouda heeft negatief geadviseerd ter zake van verlofverlening.
De politie van de gemeente Reeuwijk heeft negatief geadviseerd ter zake van verlofverlening en het tweede door klager opgegeven verlofadres.

3. De beoordeling
Namens klager is verzocht om het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek, dat niet is onderbouwd, af. Zij acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens onder andere medeplegen van poging tot doodslag. Tegen deze uitspraak heeft klager hoger beroep ingesteld. De fictieve einddatum van de detentie is thans
bepaald op 29 november 2015.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Aanvankelijk heeft klager een verlofadres opgegeven waarvan de bewoners niet hebben gereageerd op de vraag of zij er mee akkoord gaan dat klager zijn verlof op dat adres doorbrengt. Daarbij komt dat de politie negatief heeft geadviseerd ter zake van
dit
verlofadres. Op basis van dit gegeven is klager voorgesteld om verlof onder elektronisch toezicht te laten plaatsvinden. Klager heeft dit echter direct van de hand gewezen. Vervolgens heeft klager een tweede verlofadres, dat van zijn oma, opgegeven.
Zijn oma heeft aangegeven dat zij bang is van klager en geen toestemming geeft om verlof bij haar door te brengen. Derhalve is geen sprake van een aanvaardbaar verlofadres.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van
alle
in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder j van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van R. Boerhof, secretaris, op 19 januari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven