Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3907/GB, 12 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:12-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/3907/GB

Betreft: [klager] datum: 12 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D. Nieuwenhuis, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 oktober 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klagers raadsman, mr. D. Nieuwenhuis, is op 19 december 2014 in de penitentiaire inrichtingen Vught gehoord. Klager heeft, blijkens een schriftelijke verklaring van 19 december 2014, afstand gedaan van het recht om ter zitting te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de locatie Roermond ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 31 augustus 2008 gedetineerd. Hij verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de locatie Roermond. Op 5 september 2014 is hij geplaatst in de gevangenis van de locatie Roermond, waar een regime van beperkte
gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris stelt dat klager niet uit zichzelf heeft aangegeven dat hij niet in het bezit is van een rijbewijs. Het zou klagers eigen verantwoordelijkheid zijn dit wel aan te geven. Klager heeft echter meerdere keren bij zowel de inrichting
als bij de werkgever aangegeven dat hij niet in het bezit is van een rijbewijs. Als reactie hierop kreeg hij te horen dat hij moest doorwerken en moest gaan rijden. Klager voelde zich hierdoor min of meer gedwongen om te gaan rijden. Uit het voorgaande
kan niet worden afgeleid dat klagers gedrag niet overeenkomt met het gedrag dat van hem wordt verwacht in een z.b.b.i. Het rijden zonder rijbewijs gebeurde niet alleen met medeweten en toestemming van de personen die betrokken zijn bij de
detentiefasering, maar zelfs met aansporing door hen. Klager heeft dan ook gedrag vertoond dat van hem verwacht wordt, zij het dat dit gedrag formeel gezien niet juist was. Klager dacht dat werkweigering sowieso tot terugplaatsing in de gevangenis zou
leiden, daarom leek het hem beter te gaan autorijden. Klagers foute gedrag kan hem derhalve niet worden verweten. Evenmin kan klager worden verweten dat hij niet zijn verantwoordelijkheid heeft genomen de relevante personen ervan op de hoogte te
stellen
dat hij geen rijbewijs heeft. Klager functioneert op verstandelijk licht beperkt niveau. Hij overziet de consequenties van zijn gedrag niet goed. Hetgeen klager aanvoert is niet per definitie een leugen, omdat hij een gedetineerde is. Klager is al
zestien jaar gedetineerd. Het is ondenkbaar dat hij stiekem zou gaan autorijden en daarmee zijn detentiefasering op het spel zou zetten. De informatie waar de selectiefunctionaris naar verwijst is onduidelijk en onsamenhangend. De inrichting heeft een
zorgplicht ten aanzien van de tewerkstelling van klager.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Een gedetineerde die verblijft in een z.b.b.i. dient met regels, verantwoordelijkheden en vrijheden die horen bij een verblijf in een z.b.b.i. om te gaan. Dat is bij klager niet het geval. Klager zou functioneren op een verstandelijk licht beperkt
niveau. Dit kan tevens inhouden dat het voor klager onmogelijk is om met regels, verantwoordelijkheden en vrijheden in een z.b.b.i. om te gaan. Gelet op de verkregen informatie is het uitgesloten dat klager door zowel de inrichting als zijn werkgever
is
opgedragen te gaan autorijden zonder rijbewijs. Klager is zelf verantwoordelijk voor zijn doen en laten. Ook als het waar is dat klager is aangespoord te gaan autorijden zonder rijbewijs, is hij zelf verantwoordelijk. Hij had dan met betrekking tot dit
dilemma zijn beklag kunnen doen bij de commissie van toezicht. De werkgever moet controleren of een gedetineerde over een geldig rijbewijs beschikt, maar dat dit is nagelaten wegens vakantie van de contactpersoon. Voorts heeft de inrichting aangegeven
nooit te controleren of een gedetineerde beschikt over een geldig rijbewijs, omdat het een en ander de verantwoordelijkheid is van de gedetineerde.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de locatie Roermond is een inrichting voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Uit de door de secretaris namens de beroepscommissie telefonisch opgevraagde informatie blijkt dat klager werkzaamheden verrichtte die onder meer bestonden uit het schoffelen van parken en licht snoeiwerk. Het besturen van een auto viel niet
onder zijn werkzaamheden. Uit het selectieadvies van de locatie Roermond van 9 september 2014 blijkt dat klager zonder geldig rijbewijs een auto heeft bestuurd en hiermee op 26 augustus 2014 betrokken is geweest bij een ongeval. Klager heeft aangegeven
dat door de werkgever aan hem is opgedragen te gaan autorijden, ondanks dat zowel de inrichting als de werkgever wist dat klager niet beschikte over een geldig rijbewijs. De beroepscommissie is van oordeel dat het niet aannemelijk is dat de werkgever
klager opdracht heeft gegeven zonder rijbewijs te gaan autorijden, temeer nu autorijden niet tot klagers werkzaamheden behoorde. Wat daar verder ook van zij, zonder geldig rijbewijs een auto besturen is strafbaar en is geen gedrag dat mag worden
verwacht van gedetineerden die in een z.b.b.i. verblijven. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden
aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.J. Stolwerk, leden, in tegenwoordigheid van I.C.E. Spierings, secretaris, op 12 januari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven