Nummer: 14/4860/GB
Betreft: [klager] datum: 12 januari 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 30 december 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 16 januari 2015 te melden in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere ongegrond verklaard.
2. De feiten
Op 18 december 2014 is klager opgeroepen zich op 16 januari 2015 te melden in de gevangenis van de p.i. Almere voor het ondergaan van 30 dagen gevangenisstraf. Op 22 december 2014 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 30 december
2014 ongegrond is verklaard.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris stelt dat klager al geruime tijd op de hoogte was van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, maar klager was hiervan pas sinds 18 december 2014 op de hoogte. Tevens wordt gesteld dat klager rekening had moeten houden met
het aangaan van betalingsverplichtingen. Klager is geen betalingsverplichtingen aangegaan, maar loopt achter met het betalen van rekeningen door een stagnerende omzet en ziekte. Dit zou echter geen probleem zijn als hij in januari en februari 2015 zijn
werkzaamheden zou kunnen verrichten. Klager heeft in april 2004 zijn bedrijf verkocht aan zijn neef, maar zijn neef heeft nooit de koopprijs voldaan. Door alle rechtszaken die klager heeft aangespannen is zijn geld op. Klager is hierna alleen verder
gegaan met het bedrijf. Voorts is hij drie keer geconfronteerd met de ontvoering van zijn dochter door haar moeder. Klagers bedrijf is failliet verklaard. Indien klager geen uitstel van zijn meldplicht krijgt, kan hij niet voldoen aan zijn lopende
financiële verplichtingen. Voorts kan hij geen nieuwe huurwoning betrekken, omdat hij de verhuiskosten niet kan betalen. Per 1 maart 2015 moet klager zijn huidige huurwoning verlaten. Bovendien kan klager zijn inkomstenbelasting over 2014 dan niet
betalen. Hij moet dan zichzelf failliet laten verklaren, waardoor hij zal moeten gaan leven als dakloze. Indien uitstel tot 1 juli 2015 niet mogelijk is, verzoekt klager om uitstel tot 1 maart 2015.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Voorop staat dat de gevolgen van een vrijheidsstraf voor rekening en risico zijn van de veroordeelde. Om deze reden, en om de capaciteit binnen het gevangeniswezen zo efficiënt mogelijk te benutten, wordt slechts in uitzonderlijke omstandigheden
uitstel
verleend. Voorop staat de noodzaak tot tenuitvoerlegging. Financiële problemen, waarvoor een ieder zelf verantwoordelijk is, vallen niet onder het geldende beleid inzake het verlenen van uitstel met betrekking tot de tenuitvoerlegging van lopende
vonnissen. Daarnaast heeft klager ruimschoots de tijd gehad zich voor te bereiden op de aanstaande situatie. Niet alleen waar het betreft zijn huisvesting, maar ook wat betreft zijn bedrijf en de daarbij behorende financiële omstandigheden. Bij het
verlenen van uitstel blijven de financiële problemen bestaan.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Almere is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.
4.3. Klager verzoekt om uitstel van de opgelegde gevangenisstraf van 30 dagen tot 1 juli 2015 dan wel tot 1 maart 2015 in verband met zijn financiële omstandigheden. Uit de overgelegde stukken blijkt dat klager sedert 6 december 2014 onherroepelijk
is veroordeeld en dat hij op 18 december 2014 is opgeroepen zich op 16 januari 2015 te melden. Voorts blijkt uit de overgelegde stukken dat klager al geruime tijd financiële problemen heeft. De beroepscommissie is van oordeel dat er geen sprake is van
een bijzondere situatie die uitstel voor een beperkte periode rechtvaardigt. Met name is niet voldoende onderbouwd op welke gronden uitstel van de tenuitvoerlegging tot 1 juli 2015 dan wel tot 1 maart 2015 een uitweg uit deze problemen kan bieden. De
op
de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.J. Stolwerk, leden, in tegenwoordigheid van I.C.E. Spierings, secretaris, op 12 januari 2015
secretaris voorzitter