Nummer: 14/3759/GB
Betreft: [klaagster] datum: 9 januari 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.D. Rijnsburger, namens
[...], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een op 24 september 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klaagsters verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klaagster is sedert 25 november 2013 gedetineerd. Zij verbleef in de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle. Op 16 juli 2014 is zij overgeplaatst naar de locatie Nieuwersluis te Loenen, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Namens klaagster is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd. Niet gebleken is dat het feit dat klaagsters strafblad beperkt is, is meegewogen. Het laatste feit waarvoor
klaagster is veroordeeld stamt uit 1996. Verder lijkt in de bestreden beslissing onvoldoende gewicht toegekend aan het feit dat klaagsters gedrag als “groen” is aangemerkt. Zij heeft louter positieve beoordelingen en is afdelingsreiniger. Voorts is
klaagster bezig met haar eigen ontwikkeling. Zij heeft de cursus “Kiezen voor verandering” met goed gevolg afgerond en is ingeschreven voor de eerstvolgende cyclus van de cursus “Puinruimen”. Klaagster heeft een verlofadres bij één van haar volwassen
dochters. Daarnaast zal zij weer herenigd kunnen worden met haar twee minderjarige dochters. Er staat voor haar dan ook het nodige op het spel. Voorts is er ook een medische reden waardoor klaagster een groot belang heeft bij plaatsing in een b.b.i.
Zij
heeft last van haar hals en moet geopereerd worden. Het is van groot belang dat zij ontspannen is rond de operatie.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klaagster ontkent het delict waardoor het niet goed mogelijk is het recidiverisico in te schatten. Zij gedraagt zich binnen de
inrichting goed en werkt mee aan het detentieplan. Om een juiste inschatting van de kans op recidive te kunnen maken, is een aantal gedragsinterventies geadviseerd ten einde klaagsters inzicht te vergroten. Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien
van klaagsters verzoek. De inrichting heeft ook negatief geadviseerd. Geadviseerd wordt om klaagster eerst deel te laten nemen aan een cursus ten einde haar inzicht te geven in wat het delict teweeg heeft gebracht. In beroep wordt verder gesteld dat
klaagster dient te worden geopereerd aan haar nek. Aan de raadsman van klaagster is om een onderbouwing gevraagd. De raadsman heeft van de medische dienst van de inrichting een brief ontvangen waarin staat dat klaagster last heeft van haar nek. De
stelling dat de operatie alleen vanuit een b.b.i. kan plaatsvinden, houdt geen stand. Het strafrestant bedraagt nog zo’n achttien maanden. De selectiefunctionaris is van mening dat klaagster op dit moment nog niet in aanmerking komt voor plaatsing in
een b.b.i. In een latere fase van klaagsters detentie zal opnieuw worden beoordeeld of zij voor fasering in aanmerking komt.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant
hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).
4.2. Uit de stukken blijkt dat de advocaat-generaal bij het ressortparket Den Haag negatief heeft geadviseerd, omdat klaagster geen enkele verantwoording heeft genomen voor het door haar gepleegde misdrijf. In het selectieadvies van de directeur van
de locatie Nieuwersluis is vermeld dat de inrichting, gelet op klaagsters strafrestant en het feit dat klaagster het delict ontkent waardoor het recidiverisico niet kon worden ingeschat, meegaat in het negatieve advies van de advocaat-generaal.
Geadviseerd wordt klaagster eerst te laten deelnemen aan de cursus “Puinruimen” ten einde haar inzicht te laten krijgen in wat het door haar gepleegde delict teweeg heeft gebracht. Gelet op genoemde negatieve adviezen, het feit dat de fictieve
einddatum
van klaagsters detentie is gesteld op 14 maart 2016 en niet is gebleken dat klaagster reeds met goed gevolg (onbegeleide) vrijheden heeft genoten, kan de beslissing van de selectiefunctionaris om klaagster op dit moment nog niet in aanmerking te laten
komen voor plaatsing in een b.b.i., niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 9 januari 2015
secretaris voorzitter