Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3915/TA, 14/3871/TA en 14/4228/TA, 9 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:09-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 14/3915/TA, 14/3871/TA en 14/4228/TA

betreft: [klager] datum: 9 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen drie uitspraken van respectievelijk 25 september 2014, 1 oktober 2014 en 8 oktober 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 december 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.J. van der Velden, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting
[...], juridisch medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de oplegging en het voortduren van het op 21 augustus 2014 aan klager opgelegde afdelingsarrest (14/3915/TA);
b. de verlenging op 18 september 2014 van het op 21 augustus 2014 aan klager opgelegde afdelingsarrest (14/3871/TA) en
c. het voortduren van het op 18 september 2014 verlengde afdelingsarrest (14/4228/TA).

De beklagrechter heeft het beklag vermeld onder a. ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag vermeld onder b. en c. op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager betwist zich schuldig te hebben gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag. Hij maakte wel eens grapjes. Dit waren geen bedreigingen. Hij herkent zich niet in het beeld dat de inrichting van hem schetst. Er wordt gewoon iets gezocht om de
maatregelen te kunnen onderbouwen. Zo is het bijvoorbeeld niet juist dat klager in FPC De Rooyse Wissel altijd op bed lag. Het is klagers woord tegen dat van de inrichting. Het is voor klager moeilijk om zijn gelijk aan te tonen tegenover een groep
sociotherapeuten. Dat is de reden waarom klager de gesprekken met personeelsleden wil opnemen als hij met ze in gesprek gaat.
Klager betwist voorts onberekenbaar en oninschatbaar te zijn. Dit kan al helemaal niet worden afgeleid uit het feit dat hij niet deelneemt aan groepsactiviteiten.

De beklagrechter heeft aangekondigd dat klager als hij telkens over hetzelfde punt zou klagen niet-ontvankelijk zou worden verklaard in het beklag, maar bij verlenging van afdelingsarrest is er sprake van een nieuwe beslissing en moet klager in beklag
kunnen gaan en om schorsing kunnen vragen. Men dient kritisch te blijven bekijken of het gedrag het voortzetten van het langdurige afdelingsarrest rechtvaardigt. Dat is niet gebeurd volgens klager.
Daarnaast heeft klager het beklag herhaald om te voorkomen dat de beklagrechter zou denken dat hij zich bij de situatie neer zou leggen.

Er waren veel misstanden in de inrichting. Klager heeft zich niet beziggehouden met handel. Hij is onder druk gezet om zijn klachten in te trekken. Klager is puur afgestraft, omdat hij geen behandeling wil. 80% van de tijd die hij in FPC De Rooyse
Wissel heeft doorgebracht, was hij langdurig afgezonderd. Hij heeft zich in de inrichting wel eens misdragen en heeft daar spijt van, maar hij heeft zich niet schuldig gemaakt aan hetgeen de inrichting hem verwijt. Wantrouwen is bij klager ontstaan
omdat personeelsleden onwaarheden over hem verklaarden.
Klager kijkt uit naar zijn overplaatsing naar FPC De Kijvelanden. Hij gaat daar gewoon door de knieën. Hij weet dat hij tegen hobbels en drempels zal aanlopen, maar hij zal zich laten behandelen. Hij weet dat hij veel zal moeten praten,
groepsgesprekken
zal moeten voeren, maar hij wil er wat van maken.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De maatregel is opgelegd in verband met grensoverschrijdende opmerkingen en grappen tegen medeverpleegden en personeel. Klager beïnvloedde de sfeer op de groep. Klager insinueerde regelmatig dat er sprake was van niet integer gedrag van personeel zoals
het aanbieden van mobiele telefoons aan verpleegden. Hij begon dit te roepen zodra hij op de groep kwam. Om het afdelingsarrest te beëindigen, moest klager zich begeleidbaar opstellen en dat was niet het geval. De schorsingsvoorzitter heeft duidelijke
aanwijzingen gegeven waar klager zich aan dient te houden om niet tot misbruik van beklagrecht te komen. Klager is terecht niet-ontvankelijk verklaard in heel veel schorsingsverzoeken en klachten over dezelfde periode.
Uit de wettelijke aantekeningen volgt dat sociotherapie veelvuldig contact met klager heeft gezocht maar dat hij daar niet op inging. Hij weigerde om in gesprek te gaan.
Meermalen is gerapporteerd dat klager overdag sliep. Omdat er zo weinig contact met klager was, was hij moeilijk in te schatten, waardoor de orde en de veiligheid in gevaar konden komen. Door klagers gedrag is het klimaat op de afdeling ernstig
verstoord. De maatregel is opgelegd met het doel om klager weer mee te laten functioneren. Per dag is bekeken of het mogelijk was om de maatregel op te heffen. Klager maakte echter geen gebruik van contactmomenten.

3. De beoordeling
Klager is op 21 augustus 2014 afdelingsarrest opgelegd omdat hij grensoverschrijdende opmerkingen maakte tegen medeverpleegden en personeel, frequent medewerkers beschuldigde van niet integer gedrag zoals handel in mobiele telefoons en weigerde in
gesprek te gaan met het personeel, waardoor hij oninschatbaar was en onvoldoende begeleidbaar. Klager heeft aangegeven dat hij wel in gesprek wilde met het personeel, maar dit enkel onder de, naar het oordeel van de beroepscommissie niet reële en niet
voor inwilliging vatbare, voorwaarde dat die gesprekken zouden worden opgenomen. De vele toelichtingen van klager op het beklag en het beroep bevestigen naar het oordeel van de beroepscommissie de stelling van het hoofd van de inrichting dat klager
verhalen over personeel verspreidde op de groep en personeel betichtte van niet integer gedrag. Zulk gedrag kan voor ontwrichting zorgen en kan de orde en veiligheid in de inrichting in gevaar brengen.
De beroepscommissie zal gelet op het bovenstaande het beroep voor wat betreft a. ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met wijziging van de gronden.

Voor wat betreft b. overweegt de beroepscommissie dat klager beklag heeft ingediend tegen de beslissing van 18 september 2014 om het onder a. vermelde afdelingsarrest te verlengen. Deze verlenging vormt een afzonderlijke beslissing tot beperking van de
bewegingsvrijheid als bedoeld in artikel 33 Bvt. Daartegen staat op grond van artikel 57 lid 1 van de Bvt beklag open. Dit betekent dat klager in het beklag gericht tegen de verlenging van het afdelingsarrest kan worden ontvangen. De beroepscommissie
zal derhalve de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager ontvangen in het beklag. Gelet op hetgeen volgt uit de stukken en de behandeling ter zitting omtrent klagers voortdurende weigering om in gesprek te gaan met het personeel, zijn
gedrag
ten opzichte van personeel en medeverpleegden en het voortdurende potentiële risico voor de orde en de veiligheid, is de beroepscommissie van oordeel dat de verlenging van het afdelingsarrest niet als onredelijk, onbillijk of disproportioneel kan
worden
aangemerkt. Zij zal derhalve het beklag alsnog ongegrond verklaren.

Voor wat betreft c. overweegt de beroepscommissie dat dit beklag een herhaling is van het beklag vermeld onder b. en niet gericht is tegen een nieuwe beslissing van het hoofd van de inrichting. Door klager zijn geen nieuwe feiten en omstandigheden
aangevoerd voor het beklag. Om die reden acht de beroepscommissie klager niet-ontvankelijk in het beklag. Niet vast is komen staan dat sprake zou zijn van misbruik van beklagrecht. De beroepscommissie zal derhalve voor wat betreft c. de uitspraak van
de
beklagrechter bevestigen en de gronden wijzigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor wat betreft a. en c. ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagrechter met wijziging van de gronden. Ten aanzien van b. vernietigt zij de uitspraak van de beklagrechter, ontvangt klager alsnog in
het
beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 9 januari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven