Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3074/GA, 30 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:30-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3074/GA

betreft: [klager] datum: 30 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.C. van Hoogmoed, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 augustus 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Haarlem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 december 2014, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. K.C. van Hoogmoed en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Haarlem.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie wegens een positieve urinecontrole (117) en het feit dat klager tweemaal niet heeft
kunnen luchten (116).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De huidige detentie betreft klagers eerste detentie. Klager is geen drugsgebruiker. Aan hem is verteld dat hij eerst moet tekenen dat de urinecontrole goed is verlopen, omdat hij anders sowieso een disciplinaire straf krijgt opgelegd. De urinecontrole
is niet conform de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen (de Regeling) verlopen. De sticker met klagers naamgegevens was al geplakt op de buisjes en klager heeft de buisjes niet kunnen verzegelen met een sticker.
Klager heeft tweemaal niet kunnen luchten. De luchtmomenten hadden klager aangeboden moeten worden. Hiervoor wordt verwezen naar jurisprudentie.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft ervoor getekend dat de urinecontrole is verlopen volgens de Regeling. De directeur benadrukt dat niet wordt gedreigd bij een weigering om het formulier te tekenen. Toen klager binnenkwam in de p.i. is een nulmeting afgenomen. Uit die
nulmeting kan geconcludeerd worden dat klager bekend is met drugsgebruik. De urinecontrole is juist verlopen. De buisjes vullen zichzelf vacuüm en zijn al afgesloten. Klager heeft positief gescoord op drugsgebruik. Daarom is hij disciplinair gestraft.
Per abuis is klager eenmaal geen luchtmoment aangeboden. Het luchten betreft een primair recht van een gedetineerde. Daarom is aan klager direct een compensatie aangeboden. Klager mocht de daarop volgende dag tweemaal luchten. Klager heeft hiervan
afgezien. Het is niet bekend dat klager een tweede keer geen luchtmoment is aangeboden.

3. De beoordeling
Uit het verhandelde ter zitting concludeert de beroepscommissie dat in de p.i. Haarlem urinecontroles worden afgenomen door middel van een “vacutainer”. In haar uitspraak van 27 november 2013 (kenmerk 13/3537/GA) heeft de beroepscommissie geoordeeld
dat
deze handelwijze overeenstemt met de in artikel 3, derde en vijfde lid, van de Regeling beschreven procedure. In die uitspraak heeft de beroepscommissie ook overwogen dat de omstandigheid dat het dopje van het buisje kan worden gehaald, niet maakt dat
er sprake is van strijd met de Regeling. Klager heeft ervoor getekend dat de urinecontrole juist is verlopen. Van onregelmatigheden is niet gebleken. De beroepscommissie oordeelt dat de directeur, gezien de uitslag van de urinecontrole aan klager een
disciplinaire straf kon opleggen.
Gezien het verhandelde ter zitting is komen vast te staan dat aan klager eenmaal geen luchtmoment is aangeboden. Gezien het bepaalde in artikel 49, derde lid, van de Pbw, dient het beklag hiertegen gegrond te worden verklaard. Niet weersproken is dat
klager heeft afgezien van een compensatie. De beroepscommissie acht derhalve geen termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
Met betrekking tot het beklagonderdeel dat klager een tweede keer geen luchtmoment is aangeboden, oordeelt de beroepscommissie dat nu niet is komen vast te staan op welke dag klager voor de tweede maal geen luchtmoment is aangeboden de klacht niet is
komen vast te staan. De beroepscommissie beslist derhalve als volgt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover dit beklag ziet op één luchtmoment en verklaart dit beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. G.M. Mohanlal en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 30 december 2014

secretaris voorzitter

Naar boven