Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3114/GA, 30 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:30-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3114/GA

betreft: [klager] datum: 30 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.A. Jansen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 augustus 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 december 2014, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.J.M. van Beckhoven, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van voormelde p.i., gehoord.
De directeur van de p.i. Amsterdam Over-Amstel heeft op 9 december 2014 invoerlijsten verstrekt. Een afschrift hiervan is op 18 december 2014 naar klager en zijn raadsvrouw verzonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag waartegen beroep is ingesteld, betreft (42) het feit dat disproportioneel geweld is gebruikt jegens klager, (43a) een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, wegens betrokkenheid bij een vechtpartij, (43b) de
externe tenuitvoerlegging van die straf in de p.i. Vught, (43c) het feit dat klager twee dagen niet heeft kunnen luchten en het feit dat het bezoekmoment niet is doorgegaan alsmede de vermissing van klagers eigendommen na een overplaatsing
(klachtnummer
46).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager verbleef reeds tien maanden op de betreffende afdeling. Hij heeft hier eerder geen problemen gehad. Na het sporten ging klager douchen. Hij zag dat een medegedetineerde pap wilde opwarmen en hierover ruzie kreeg met de bewaarder. Klager wilde
zijn medegedetineerde kalmeren, maar intussen was het alarm al ingedrukt. Er kwamen meer personeelsleden en zij pakten klager vast. Het alarm was niet voor klager geactiveerd. Klager heeft gehoord dat hij naar zijn cel moest gaan. Hij ging niet naar
zijn cel, omdat hij werd aangesproken. Hij werd ook vastgepakt. Klager heeft geen schaakbord gepakt. Klager struikelde en zeven personeelsleden zaten meteen op hem. Klager heeft aangegeven dat hij niet kon ademen. Hij lag toen op zijn buik en kreeg
handboeien om. Het toegepaste geweld is moeilijk vast te stellen. De beklagrechter acht aannemelijk dat klager geen kopstoot heeft gegeven, maar het is niet duidelijk waarom het verslag overigens wel voldoende aannemelijk wordt geacht. Er waren zeven
personeelsleden betrokken bij het incident, maar er zijn drie rapporten opgemaakt. Inhoudelijk zijn deze rapporten niet eenduidig. Het letsel dat het personeel zou hebben opgelopen is niet vastgesteld. Zo zijn er geen foto’s gemaakt. Klager heeft, net
als het personeel, aangifte gedaan naar aanleiding van dit incident. Klager heeft geen buitensporig gedrag vertoond. Het klopt dat hij heeft gebeten, want op dat moment zaten meerdere personeelsleden op hem. Met betrekking tot de externe
tenuitvoerlegging staat niet vast dat er sprake is van een verstoorde relatie met het personeel. Klager had letsel opgelopen. Hij kan niet aantonen dat hij medische hulp wilde. Er is geen rapport opgemaakt dat klager medische hulp heeft geweigerd.
Klager had last van zijn pols. Op de bel werd niet gereageerd. Klager mocht die dag niet naar het bezoekmoment en ook niet luchten. Klager was gewoon voor rede vatbaar. Hij heeft zijn bezoek zelf afgebeld. Dit voelt als een extra strafverzwaring. De
volgende dag heeft klager de medische dienst gezien. Klager mist zijn Nike schoenen. Hij had slippers aan toen hij werd overgeplaatst naar de p.i. Vught. Klager had niet één paar sportschoenen, maar twee paar.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager hoorde niet bij dit incident betrokken te zijn. Het alarm is geactiveerd op het moment dat drie gedetineerden bij de bewaarderspost stonden. Klager stond met een schaakbord in zijn hand. Klager had opdracht gekregen om naar zijn cel te gaan,
maar
hij bleef bij de bewaarderspost staan. Klager heeft een bewaarder een kopstoot gegeven. Dit personeelslid is klein van stuk en is bewusteloos geraakt. Een ander personeelslid is geslagen en is lichtelijk versuft geraakt. Ook heeft klager een
personeelslid gebeten. Deze ambtenaren zijn beëdigd en hebben ook aangifte gedaan. Het is onjuist dat er tegenstrijdige verklaringen zijn. Niet alle personeelsleden waren bij het begin van het incident aanwezig. Een medegedetineerde heeft ook een
kopstoot gegeven. De medische dienst is onafhankelijk. In hun systeem Microhis, staat dat het hoofd medische dienst heeft verklaard dat klager de medische hulp in eerste instantie heeft geweigerd. Vanaf het eerste moment dat er een dergelijk incident
plaatsvindt, komt de medische dienst kijken. Er is geen logboek. Klager is rond 14 of 15 uur naar de strafcel gegaan en de medische dienst gaat altijd mee bij een strafcel-plaatsing. De directeur verwijst inhoudelijk naar de aantekening in Microhis. Op
het moment dat klager de medische hulp wilde, is hij ook direct naar het ziekenhuis gegaan om foto’s te laten maken. De externe tenuitvoerlegging van de straf is in overleg met de selectiefunctionaris gedaan. Klager heeft een personeelslid bewusteloos
geslagen. De aangifte bij de politie naar aanleiding van dit incident is op 6 maart 2014 afgerond. Er zijn geen foto’s gemaakt van het letsel van het personeel, omdat deze geen rechtskracht hebben. De politie maakt eventueel zelf foto’s. Bij de
afhandeling van het rapport heeft klager de directeur bedreigd. Op dat moment is overwogen dat klager niet geschikt was voor groepsactiviteiten. Klager had wel kunnen luchten in een luchtkooi. Dat had anders gemoeten. Met betrekking tot de schoenen
merkt de directeur op dat deze, met de overige spullen van klager, zijn verzonden naar de p.i. Vught. De staat ook op het ontruimingsverslag vermeld als “sportschoenen”. De badmeester schrijft geen merknamen op. De directeur zal de betreffende in- en
uitvoerlijsten nasturen in verband met de vraag hoeveel paar schoenen klager in de p.i. had.

3. De beoordeling
Met betrekking tot de oplegging van de disciplinaire straf, de externe tenuitvoerlegging daarvan en het toegepaste geweld oordeelt de beroepscommissie als volgt. Vaststaat dat klager betrokken is geraakt bij een alarmsituatie. Ondanks herhaalde
sommatie
daartoe, heeft klager zich niet naar zijn cel begeven. Het personeel heeft hierop gereageerd en klager geboeid. Uit de verklaringen blijkt dat klager vuistslagen en een kopstoot heeft gegeven. Klager is op de grond gewerkt en hij verzette zich
daartegen
onder andere door te bijten. De beroepscommissie overweegt dat klager betrokken is geraakt bij een ernstig geweldsincident. De directeur kon derhalve aan klager een disciplinaire straf opleggen. Gezien het feit dat er meerdere personeelsleden betrokken
waren bij dit ernstige geweldsincident, kon in redelijkheid worden beslist de straf extern ten uitvoer te leggen. De opgelegde straf is niet onredelijk of onbillijk en het beroep hiertegen zal dan ook ongegrond worden verklaard.

In artikel 49, derde lid, van de Pbw is bepaald dat de directeur ervoor zorgdraagt dat een gedetineerde in de gelegenheid wordt gesteld dagelijks tenminste een uur in de buitenlucht te verblijven. Tijdens het verhandelde ter zitting heeft de directeur
aangegeven dat klager had dienen te kunnen luchten in een luchtkooi, maar dat dit niet is gebeurd. Dit beklagonderdeel is derhalve gegrond. Nu de gevolgen van deze beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, acht de beroepscommissie termen aanwezig om
aan klager een tegemoetkoming toe te kennen van € 5,=.

Met betrekking tot het annuleren van het bezoekmoment oordeelt de beroepscommissie als volgt. Nu klager bij de beslissing tot het opleggen van de disciplinaire straf de directeur verbaal heeft bedreigd, kon de directeur beslissen dat het bezoekmoment
vanwege de veiligheid van de overige bezoekers en medegedetineerden geannuleerd diende te worden. Het beroep dat hiertegen is ingesteld is dan ook ongegrond.

Met betrekking tot de vermissing van klagers Nike sportschoenen bij de overplaatsing, oordeelt de beroepscommissie als volgt. Op 5 februari 2014 is een paar schoenen ingevoerd. Op 7 februari 2014 is een paar schoenen uitgevoerd. Klagers cel is ontruimd
door twee personeelsleden op 4 maart 2014. Hiervan zijn twee ontruimingsverslagen opgemaakt. Op een van deze verslagen staat één paar sportschoenen en één paar slippers vermeld. Deze verslagen zijn ondertekend door twee personeelsleden. De
beroepscommissie acht aannemelijk dat deze sportschoenen, net als de overig vermelde voorwerpen, zijn verzonden naar de p.i. Vught. Niet aannemelijk is geworden dat klager daarnaast nog in het bezit was van Nike sportschoenen. Het beroep dat hiertegen
is ingesteld zal dan ook ongegrond worden verklaard. Voor wat betreft de overige voorwerpen die volgens klager zijn verdwenen is niet meer is na te gaan of deze bij de ontruiming in klagers cel waren en wat daarvan is geworden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot beklagnummers 42, 43a, 43b, 43c voor zover betrekking hebbend op het bezoekmoment en 46 ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot beklagnummer 43c deels gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag dat ziet op het gedurende twee dagen niet kunnen luchten alsnog voor een dag
gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van
€ 5,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. G.M. Mohanlal en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven