Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3958/GB, 29 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:29-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/3958/GB

Betreft: [klager] datum: 29 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 oktober 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 21 januari 2014 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Zoetermeer.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klagers verzoek tot plaatsing in een z.b.b.i. is afgewezen omdat hij nog steeds drugs gebruikt en hij in een inrichting met een normaal beveiligingsniveau niet zijn verantwoordelijkheden neemt. Als gevolg hiervan zou hij ook niet zijn
verantwoordelijkheden nemen in een z.b.b.i. Klager heeft gedurende zijn detentie drugs gebruikt maar deze keren zijn op twee handen te tellen. Vanaf het moment dat klager verblijft in de gevangenis, heeft hij geen drugs meer gebruikt. Aan klager is een
traject aangeboden waarin hij kan bewijzen dat hij geen drugs meer gebruikt. Als hij dit traject met goed gevolg afrondt, volgt eventueel detentiefasering. Daarbij verblijft klager in het plusprogramma. Alle urinecontroles waren negatief, op een
urinecontrole na. Klager is voor die positieve urinecontrole niet gesanctioneerd nu hij zijn drugsgebruik aan het afbouwen was en de positieve uitslag deze afbouw liet zien.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Bij klager zijn op 7 juli 2014, 30 juli 2014, 29 augustus 2014 en 7 september 2014 urinecontroles afgenomen. Van al deze urinecontroles was de uitslag op softdrugs positief, waarmee vast is komen te staan dat klager binnen drie maanden minimaal twee
keer een positieve uitslag op softdrugs heeft gehad. Voorts is bij klager diverse keren contrabande aangetroffen op zijn cel en heeft hij op 21 juli 2014 geprobeerd contrabande in te voeren tijdens het bezoekuur. Klager heeft contrabande aangenomen van
zijn bezoek, wilde dit niet overhandigen aan het personeel en heeft het vervolgens in zijn mond gestopt. Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd van vijf dagen opsluiting in een strafcel. Gelet hierop dient een verzoek tot plaatsing in een
z.b.b.i. te worden afgewezen.

4. De beoordeling
4.1. In zeer beperkte beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de
veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is
aan
de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart
2014,
Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. Uitgangspunt is dat drugsgebruik een contra-indicatie vormt voor plaatsing in een z.b.b.i. Uit het selectieadvies van de locatie Zoetermeer van 22 september 2014 blijkt dat klager van 21 augustus 2014 tot en met 20 oktober 2014 aan een
urinecontrole-traject (UC-traject) heeft deelgenomen om aan te tonen dat hij zijn drugsgebruik afbouwt. Op 7 juli 2014, 30 juli 2014, 29 augustus 2014 en 7 september 2014 heeft klager positief gescoord op softdrugs. Niet gebleken is dat ten aanzien van
de positieve urinecontroles van 30 juli 2014 en van 7 september 2014 sprake is van afbouw. Voorts blijkt uit het selectieadvies dat is geadviseerd klagers verblijf in de gevangenis te continueren en het UC-traject af te wachten alvorens klager verzoekt
tot plaatsing in een z.b.b.i. Uit het selectieadvies blijkt verder dat klager niet wilde wachten en het verzoek tot plaatsing in een z.b.b.i. toch wilde doorzetten. Gelet op het feit dat klager ten tijde van de aanvraag nog aan een UC-traject deelnam,
is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing tot afwijzing van klagers verzoek tot plaatsing in een z.b.b.i. niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.3. Ten overvloede gaat de beroepscommissie er van uit dat de selectiefunctionaris na een goed afgerond UC-traject plaatsing van klager in een z.b.b.i. opnieuw in overweging neemt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, in tegenwoordigheid van I.C.E. Spierings, secretaris, op 29 december 2014

secretaris voorzitter

Naar boven