Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4038/GV, 22 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:22-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4038/GV

betreft: [klager] datum: 22 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 oktober 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman mr. R.J. Pardijs, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
De eerste verlofaanvraag, detentiefasering en strafonderbreking zijn allemaal afgewezen. Er is geen enkele aanwijzing dat het verlof onrustig zal verlopen. De politie en het openbaar ministerie hebben geen bezwaar tegen verlofverlening. De inrichting
stelt alleen een meldplicht voor. Ook verlof met een enkelband is mogelijk. Als klagers verlof goed verloopt, komt hij in aanmerking voor een penitentiair programma (p.p.). Door de afwijzing kan klager zichzelf niet bewijzen. Klager heeft in 2005 een
strafbaar feit tijdens de detentiefasering gepleegd. En het strafbare feit tijdens de vervroegde invrijheidstelling (v.i.) was in 2011 in het buitenland gepleegd. Klager is disciplinair gestraft voor de contrabande en de vorige verlofaanvraag is om
dezelfde reden afgewezen. In het kader van klagers terugkeer in de maatschappij is het belangrijk om met verlof te gaan. Klager komt over zes maanden vrij.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is sinds 2003 ieder jaar gedetineerd geweest. In 2005 heeft klager tijdens deelname aan een p.p. een nieuw strafbaar feit gepleegd waarvoor hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar en vier maanden. In de v.i.-periode vanaf 15
februari 2011 heeft klager op 29 juli 2011 een strafbaar feit gepleegd in Zweden. Hiervoor is hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. In Nederland is de v.i. van 180 dagen herroepen vanwege deze veroordeling. Uit de inrichtingsrapportage
blijkt dat bij klager op 30 augustus 2014 meerdere telefoons, simkaarten en pillen zijn aangetroffen. In april 2014 zijn wederom telefoons bij klager aangetroffen. Voorts heeft klager met medegedetineerden het interieur van een huisje vernield. Klager
wijst op zijn belangen, maar geeft geen reactie op de afwijzingsgronden, namelijk het recidivegevaar en het (niet) houden aan afspraken. Klager kan zich ook in de locatie Zuyder Bos voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij. Gezien de
recidivestaat, het feit dat nieuwe delicten zijn gepleegd tijdens de detentie en v.i. het recent niet kunnen houden aan regels in de inrichting, maken dat er geen vertrouwen is in een goed verloop van het verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuyder Bos heeft positief geadviseerd, mits er een meldplicht en locatiegebod wordt opgelegd.
De openbaar ministerie heeft geen bezwaar tegen verlofverlening.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3. De beoordeling
Klager is thans gedetineerd omdat de v.i. van 180 dagen is herroepen. De einddatum van de detentie valt op of omstreeks 22 mei 2015.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers vierde verlofaanvraag. Voorop dient te worden gesteld dat bij de beoordeling van verzoeken om algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van
de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij. Aan de andere kant is er het algemeen belang van (onder meer) orde, rust en veiligheid in de samenleving.

Nu de einddatum van klagers detentie nadert, dient het belang van klager bij een verlof in verband met zijn voorbereiding op een terugkeer in de maatschappij steeds zwaarder te wegen. Uit de inrichtingsrapportage blijkt dat klager de Reflector heeft
ingevuld en Kiezen voor Verandering heeft gedaan. Daarentegen blijkt dat eerdere vrijheden die klager zijn toegekend niet zonder incidenten zijn verlopen. Echter, namens de Staatssecretaris is niet gemotiveerd of eventuele risico's niet op andere wijze
kunnen worden ondervangen, zoals bijvoorbeeld een meldplicht of locatiegebod. Eveneens is niet gemotiveerd of verlof kan worden verleend voor een kortere duur dan 60 uur. Gelet op het vooroverwogene en het feit dat de einddatum van klagers detentie
dichterbij komt, is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing niet voldoende is gemotiveerd. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. De Staatssecretaris zal worden opgedragen
een nieuwe beslissing te nemen. Nu de gevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan te maken zijn, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee na ontvangst
van deze uitspraak. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 22 december 2014

secretaris voorzitter

Naar boven