nummer: 14/3696/GA
betreft: [klager] datum: 22 december 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 14 september 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 21 november 2014, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur [...].
Als toehoorder was aanwezig [...], stagiaire bij de afdeling rechtspraak van de Raad.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens een dreigende houding naar personeel en medegedetineerden en het niet opvolgen van opdrachten van personeel.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager verbleef op de BPG-afdeling in Vught en elke vier weken werd klager besproken in het Multi Disciplinair Overleg (MDO). Op 11 juni 2014 was er een MDO en een medegedetineerde was reeds over de uitkomst daarvan geïnformeerd. Klager vroeg tijdens
de
sport aan een piw’er wat er was besproken en toen de piw’er zei dat hij het niet wist raakte klager geïrriteerd. Klager is ook op het afdelingshoofd afgelopen en het zou kunnen dat het afdelingshoofd zich bedreigd voelde, maar het was echter niet
klagers bedoeling om bedreigend te zijn. Hij kreeg een woordenwisseling met een medegedetineerde. Zij stonden dreigend tegenover elkaar. Klager heeft zijn excuses aangeboden aan de desbetreffende piw’er en zijn straf is toen door het afdelingshoofd met
twee dagen verminderd. Klager vindt de straf te hoog en hij is het er niet mee eens dat de medegedetineerde niet is gestraft. Het personeel heeft niet op het alarm gedrukt.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur van unit 1 was van oordeel dat het gaat om een ernstige verstoring van de orde. Het is de directeur niet bekend of de medegedetineerde is gestraft. Het is de verantwoordelijkheid van de directeur en niet van het afdelingshoofd om een
gedeelte van de disciplinaire straf om te zetten in een voorwaardelijk deel. Dit is in dit geval ook zo gebeurd.
3. De beoordeling
Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd van zeven dagen opsluiting op eigen cel wegens een dreigende houding naar personeel en medegedetineerden en het niet opvolgen van opdrachten van personeel. Nadat klager zijn excuses had aangeboden aan de
piw’er is de straf teruggebracht tot vijf dagen opsluiting in de eigen cel.
Klagers gedrag is onverenigbaar met de orde en veiligheid in de inrichting, als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw en dit heeft voor de directeur aanleiding kunnen vormen tot het opleggen van een disciplinaire straf.
Wat de hoogte van de opgelegde straf betreft heeft de directeur onvoldoende rekening gehouden met de feiten die de aanleiding vormden voor klagers gedrag. Klager was die dag zeer gespannen, want hij was erg benieuwd naar de uitkomst van het MDO, waarin
het verdere verloop van zijn detentie zou worden besproken. Toen een piw’er, die volgens klager bij het MDO aanwezig was geweest, hem dan ook meedeelde niet op de hoogte te zijn van de uitkomst daarvan werd klager geïrriteerd, te meer daar een
medegedetineerde wel was ingelicht. De beroepscommissie ziet aanleiding de hoogte van de disciplinaire straf te matigen tot drie dagen. Mitsdien zal het beroep gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het
beklag zal alsnog gegrond worden verklaard voor zover door de directeur een disciplinaire straf is opgelegd van meer dan drie dagen. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming en stelt deze vast op € 15,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van €15 ,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. A.M. van Kalmthout en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 22 december 2014.
secretaris voorzitter