Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3204/TB, 5 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:05-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3204/TB

betreft: [klager] datum: 5 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 1 september 2014 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 december 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, is gehoord klager en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid
en
Justitie.

Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist om klager te plaatsen in FPC Oostvaarderskliniek te Almere.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. De Staatssecretaris heeft op 1 september 2014 beslist klager te plaatsen in FPC Oostvaarderskliniek.
Tegen deze beslissing heeft klager beroep ingesteld. Het beroepschrift is op 4 september 2014 door de beroepscommissie ontvangen. De plaatsing is op 5 september 2014 gerealiseerd.

3. De standpunten
Door klager is het beroep als volgt toegelicht.
Omdat hij uit Pieterburen afkomstig is gaat de voorkeur van klager in verband met bezoek en verlof uit naar plaatsing in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen. Ook vindt hij het belangrijk het regionale nieuws te kunnen volgen. In dit verband verzoekt
klager om de mensen te horen met wie hij een intakegesprek heeft gevoerd bij respectievelijk de Van Mesdag en de Oostvaarderskliniek. Ook wenst hij Esther Verbeek (hoofd behandeling en psychiater in de p.i. te Vught) in dit verband als getuige te
horen.
Omdat hij nog altijd van mening is onterecht te zijn veroordeeld verzoekt klager tevens een aantal niet nader omschreven personen als getuige te horen.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Uitgangspunt is dat tbs-gestelden in de regio van herkomst worden geplaatst tenzij er sprake is van een contra-indicatie. De contra-indicatie is hier gelegen in het belang van de slachtoffers en de daarmee samenhangende behandelinhoudelijke gronden.
Klager is veroordeeld voor belaging en er is sprake van recidive. FPC Dr. S. van Mesdag achtte plaatsing in die inrichting in verband met de korte afstand tot de woonplaats van de slachtoffers niet wenselijk. De uitlatingen van klager naar de
slachtoffers zijn daarvoor te fors. Hij uit systematisch doodsbedreigingen en hij zegt van plan te zijn om de slachtoffers op te zoeken. Deze uitlatingen moeten, gezien de pathologie van klager, serieus genomen worden. Hierdoor is vanuit FPC Dr. S. van
Mesdag voor klager geen verloftraject en dus ook geen resocialisatietraject mogelijk. Gezien het feit dat er in casu sprake is van een gemaximeerde TBS is dat echter wel van belang. Het is dan ook niet in belang van klager om hem in Groningen te
plaatsen. Overigens is gebleken dat klager ook vanuit FPC Oostvaarderskliniek de slachtoffers benadert. Hij heeft circa dertien keer gebeld met een slachtoffer en dreigbrieven aan haar en het Openbaar Ministerie gestuurd. De kans op directe
confrontatie
met slachtoffers is vanuit FPC Oostvaarderskliniek echter veel kleiner dan vanuit FPC Dr. S. van Mesdag.

4. De beoordeling
Op basis van de stukken acht de beroepscommissie zich voor wat betreft de selectie van klager voor FPC Dr. S. van Mesdag voldoende geïnformeerd en zij ziet dan ook geen noodzaak de door klager in dat verband opgegeven getuigen te horen. Hetgeen klager
heeft aangevoerd over zijn standpunt dat hij ten onrechte is veroordeeld, valt buiten de reikwijdte van de onderhavige procedure. De beroepscommissie ziet dan ook evenmin reden om ten aanzien van de veroordeling de (overige) door klager opgegeven
getuigen te horen.

Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

In het Beleidskader Plaatsing TBS dwang 2014, versie 22 januari 2014 (hierna: het beleidskader) heeft de Staatssecretaris de volgende criteria voor plaatsing en overplaatsing in/naar een tbs-inrichting vastgelegd:

- de tbs-gestelde wordt regionaal geplaatst tenzij er sprake is van een contra-indicatie;
- de zorg moet passen bij de zorgbehoefte uit de indicatiestelling;
- de locatie van de te bieden zorg dient bereikbaar zijn voor de tbs-gestelde en te vallen binnen diens leefomgeving en
- de uitvoering van de zorg moet tijdig plaatsvinden.

Als mogelijke contra-indicatie voor plaatsing in een FPC binnen de eigen regio worden in het beleidskader onder meer de belangen van slachtoffers genoemd. Uit de stukken en de behandeling ter zitting volgt dat klager ook vanuit de huidige
tbs-inrichting
doorgaat met contact zoeken met zijn slachtoffer(s). Door FPC Dr. S. van Mesdag is aangegeven dat plaatsing in die inrichting niet wenselijk is omdat de slachtoffers nabij de inrichting wonen en klager systematisch doodsbedreigingen uit aan het adres
van de slachtoffers die hij van plan is om op te zoeken. De kans op directe confrontatie met slachtoffers zal vanuit FPC Oostvaarderskliniek vele malen kleiner zijn dan wanneer klager in
FPC Dr. S. van Mesdag zou verblijven. Naar het oordeel van de beroepscommissie is er derhalve sprake van een contra-indicatie die aan regioplaatsing in de weg staat. Daarbij komt dat bij plaatsing in FPC Dr. S. van Mesdag het niet mogelijk zal zijn om
voor klager een goed verlof- en resocialisatietraject te ontwikkelen, hetgeen wel in zijn belang is gezien het feit dat er sprake is van een gemaximeerde TBS.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing om klager in FPC Oostvaarderskliniek te plaatsen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve
ongegrond
worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 5 januari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven