Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4704/GB, 30 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:30-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/4704/GB

Betreft: [klager] datum: 30 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 december 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 29 december 2014 te melden in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein ongegrond verklaard.

2. De feiten
Op 28 november 2014 is klager opgeroepen zich op 29 december 2014 te melden in de gevangenis van de p.i. Nieuwegein voor het ondergaan van 740 dagen gevangenisstraf. Op 4 december 2014 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 11
december 2014 ongegrond is verklaard. In verband met de afdoening van het beroep is de dag waarop klager zich dient te melden thans gesteld op 2 januari 2015.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep als volgt toegelicht.
Per 1 januari 2015 heeft klager een vaste aanstelling. Hij heeft de arbeidsovereenkomst bijgevoegd. Klager had volgens de selectiefunctionaris eerder contact moeten opnemen met het Bureau Selectiefunctionarissen om de mogelijkheden van een eerdere
tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf te bespreken. Klager was echter in de veronderstelling dat op het moment dat hij beroep dan wel cassatie had ingesteld de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf zou worden opgeschort. Klager heeft een brief
bijgevoegd waaruit blijkt dat zijn raadsman niet in cassatie is gegaan, terwijl dat wel klagers wens was. Klager had hierdoor geen vertrouwen meer in zijn raadsman en heeft geprobeerd de zaken zelf te regelen. Hij heeft geen rechtenstudie gevolgd. Dit
is de reden waarom hij bij zijn bezwaarschrift bepaalde stukken niet heeft meegestuurd. Gezien klagers leeftijd en zijn uitzicht op een vast arbeidscontract wil hij graag de tijd om zijn situatie te verbeteren en om de nodige stukken bij elkaar te
krijgen die zijn onschuld bewijzen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Voorop staat dat de gevolgen van een vrijheidsstraf voor rekening en risico zijn van de veroordeelde. Om deze reden, en om de capaciteit binnen het gevangeniswezen zo efficiënt mogelijk te benutten, wordt slechts in uitzonderlijke omstandigheden
uitstel
verleend. Voorop staat de noodzaak tot tenuitvoerlegging. Klagers broer verkeert in een terminaal stadium. Ondanks dat klager een grote familie heeft, is klager de enige die voor zijn broer kan zorgen. Dit is geen reden om uitstel te verlenen. Wellicht
kan alsnog een beroep worden gedaan op klagers familie. Op 2 juli 2013 is klager in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van 740 dagen en dit vonnis is op 7 oktober 2014 onherroepelijk geworden, nadat de Hoge Raad klager niet-ontvankelijk
had verklaard in zijn cassatieberoep. Een brief van klagers werkgever waaruit blijkt dat klager kan komen werken op 1 januari 2015 is onvoldoende om te concluderen dat klager zicht heeft op een vast arbeidscontract. Voorts is niet aannemelijk gemaakt
dat klager zijn baan zou kunnen behouden door uitstel van zijn meldplicht. Klager wist dat de tenuitvoerlegging van de aan hem opgelegde gevangenisstraf op enig moment zou aanvangen en heeft dan ook voldoende tijd gehad om zich hier op voor te
bereiden.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Nieuwegein is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Uit de overgelegde stukken blijkt onvoldoende dat klager zicht heeft op een vast arbeidscontract. Voorts is de beroepscommissie van oordeel dat niet gebleken is dat uitstel van klagers meldplicht zal bewerkstelligen dat klager zijn baan kan
behouden. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van I.C.E. Spierings, secretaris, op 30 december 2014

secretaris voorzitter

Naar boven