Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2268/GA, 27 november 2014, beroep
Uitspraakdatum:27-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

Uitspraak

nummer: 14/2268/GA

betreft: [klager] datum: 27 november 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.J.A. Beukers-Bouten, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 juni 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klagers raadsvrouw, mr. M.J.A. Beukers-Bouten, heeft bij brief van 11 september 2014 laten weten dat zij noch klager aanwezig zal zijn ter zitting van de beroepscommissie van
19 september 2014 in de p.i. Vught. De directeur van de p.i. Vught heeft op 16 september 2014 bericht dat hij, vanwege privé-omstandigheden, verhinderd is ter zitting te verschijnen en heeft om aanhouding van de behandeling van het beroep verzocht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet promoveren van klager.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager voldoet, anders dan de beklagcommissie heeft overwogen, aan alle objectieve criteria voor plaatsing in een plusprogramma. Dit is door de
inrichting mondeling aan klager bevestigd. De omstandigheid dat klager op 10 december 2013 een verklaring “Weigering deelname programma Binnen Beginnen” heeft ondertekend, kan niet aan promotie naar het plusprogramma in de weg staan, nu deze verklaring
op 1 maart 2014 geen beletsel voor plaatsing in een plusprogramma vormde. Overigens is klager thans wel bereid mee te werken aan zijn re-integratie en resocialisatie. Op 25 september 2013 heeft klager meegewerkt aan het opstellen van een persoonlijk
TRA-plan.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De directeur heeft om aanhouding van de behandeling van het beroep verzocht. De beroepscommissie acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en ziet om die reden geen aanleiding voor aanhouding van de behandeling
van het beroep. Het daartoe strekkende verzoek wordt daarom afgewezen.

De beroepscommissie neemt als vaststaand aan dat, in navolging van het bepaalde in de ‘Handleiding Toetsingskader promoveren en degraderen’ (onder 2.5 en 2.6) van
20 december 2013, ongeveer zes weken na klagers degradatie naar het basisprogramma in het MDO (op 20 mei 2014) is gesproken over klager en de mogelijkheid tot promotie en dat is besloten klager niet te laten promoveren naar het plusprogramma.

Ingevolge artikel 1d, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden heeft een gedetineerde aanspraak op promotie indien hij op alle onderdelen van goed gedrag – ‘groen gedrag’ – positief scoort gedurende een periode
van zes weken. De beroepscommissie acht, vooral gelet op de op 10 december 2013 door klager ondertekende verklaring “Weigering deelname programma Binnen Beginnen” en de inlichtingen van de directeur van 1 juni 2014 waarin staat dat klager weigert deel
te nemen aan zijn persoonlijk plan, onvoldoende aannemelijk geworden dat klager op het moment dat hij werd besproken in het MDO (20 mei 2014) voldeed aan de voorwaarden – op het onderdeel ‘re-integratie en resocialisatie’ – voor promotie naar het
plusprogramma. Gelet hierop acht de beroepscommissie het niet laten promoveren van klager niet onredelijk of onbillijk. De omstandigheid dat klager thans wel bereid is mee te werken aan zijn resocialisatie en re-integratie kan aan bovenstaand oordeel
niet afdoen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal met aanvulling van de gronden worden bevestigd.

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat het (mede in verband met de toetsing door de beklag- en beroepscommissie achteraf) aangewezen is dat een, in het MDO genomen, beslissing om een gedetineerde niet te laten promoveren schriftelijk wordt
vastgelegd met opgave van redenen voor die beslissing.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. P.A.M. Mevis en J.M.L. Pattijn MSM, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 27 november 2014

secretaris voorzitter

Naar boven