nummer: 14/3449/GV
betreft: [klager] datum: 26 november 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 4 september 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. R.J. Pardijs om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De Staatssecretaris heeft zijn beslissing gebaseerd op het selectieadvies van 1 september 2014, maar de inhoud van dat advies is onjuist. Aan klager is ten onrechte een disciplinaire straf van veertien
dagen
opsluiting in een strafcel opgelegd. Klager verbleef in de locatie Amerswiel met meerdere medegedetineerden in een huisje. In een badkamerdeur – aldus in een ruimte die bestemd is voor gemeenschappelijk gebruik – is contrabande aangetroffen. De
contrabande was niet van klager. De stelling van de directeur dat bij klager contrabande is aangetroffen is dus onjuist. Aan twee medegedetineerden is dezelfde straf opgelegd. Klager heeft tegen deze straf beklag ingesteld bij de beklagcommissie. Mocht
de beklagcommissie het beklag gegrond verklaren, dan verzoekt klager de Staatssecretaris de beslissing te heroverwegen.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Op 1 september 2014 is aan klager een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel opgelegd, omdat bij klager contrabande is aangetroffen en omdat hij het
interieur van het huisje heeft vernield. Klagers verlofaanvraag is afgewezen, omdat sprake is van gebleken onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken (weigeringsgrond als bedoeld in artikel 4 onder d van de Regeling tijdelijk
verlaten van de inrichting). Klager heeft beklag ingesteld tegen de disciplinaire straf. Indien de uitspraak van de beklagcommissie daartoe aanleiding geeft, kan de beslissing worden heroverwogen.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuyder Bos heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat aan klager op 1 september 2014 een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel is opgelegd.
Het Openbaar Ministerie heeft ten aanzien van de verlofaanvraag positief geadviseerd.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van zes maanden te ondergaan vanwege de herroeping van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling (van een
eerder aan hem opgelegde gevangenisstraf). De einddatum van zijn detentie is thans bepaald op 22 mei 2015.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Op of omstreeks 1 september 2014 is aan klager, die in een huisje van de locatie Amerswiel verbleef, een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel opgelegd, vanwege het bezit van contrabande (telefoons, sim-kaarten en pillen) –
welke zijn aangetroffen in een vernielde badkamerdeur – en het (samen met twee medegedetineerden) vernielen van het interieur van het huisje.
Klager heeft tegen die disciplinaire straf beklag ingesteld bij de beklagcommissie. Op het moment dat de bestreden beslissing door de Staatssecretaris werd genomen (4 september 2014) was nog niet door de beklagcommissie op het beklag beslist. Ook thans
is nog niet op het beklag beslist.
Bij deze stand van zaken heeft de Staatssecretaris op 4 september 2014 in redelijkheid kunnen oordelen dat bovengenoemde disciplinaire straf een contra-indicatie vormde voor verlofverlening. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 4 onder d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.
Niets afdoende aan het vorenstaande overweegt de beroepscommissie ten overvloede als volgt. Nu de verlofaanvraag enkel vanwege bovengenoemde disciplinaire straf is afgewezen, gaat de beroepscommissie ervan uit dat, zoals aangekondigd in de reactie op
het beroep, de Staatssecretaris zijn bestreden beslissing zal heroverwegen, indien bij onherroepelijk geworden uitspraak door de beklag- of beroepscommissie is beslist dat de disciplinaire straf ten onrechte is opgelegd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 26 november 2014
secretaris voorzitter