Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2177/TA, 26 november 2014, beroep
Uitspraakdatum:26-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2177/TA

betreft: [klager] datum: 26 november 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N. Achahbar, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 mei 2014 van de beklagcommissie bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 september 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. F.P. Holthuis kantoorgenoot van klagers raadsvrouw mr. N. Achahbar, en namens het hoofd van
voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van 24 februari 2014 tot voortzetting van de op 30 januari 2014 gestarte b-dwangbehandeling.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager bestrijdt dat hij zich agressief heeft opgesteld jegens medewerkers van de inrichting, dan wel dat hij een gevaar zou opleveren voor zichzelf of voor anderen in de inrichting. Het verzet van de kant van klager tegen de toediening van de
medicatie
moet niet in causaal verband worden gezien met de gestelde stoornis. Uit klagers dossier blijkt dat sprake is van PTSS. Door de inrichting worden “geslepen voorwerpen” genoemd die “als steekwapen gebruikt kunnen worden”. Klager heeft deze voorwerpen
nooit op een wijze gebruikt die als bedreigend kan worden ervaren.
Voorts is de maatregel niet proportioneel. In klagers geval had ook gekozen kunnen worden voor een a-dwangbehandeling. Een b-dwangbehandeling dient een uiterst middel te zijn. Niet gebleken is naar welke oplossingen is gezocht alvorens tot de oplegging
van de bestreden maatregel is overgegaan.
Voorts is niet voldaan aan de formele eis dat het hoofd van de inrichting in samenspraak met twee psychiaters, moet besluiten tot een geneeskundige behandeling. In klagers geval was psychiater [...] de verantwoordelijk psychiater. Diegene die de
beslissing heeft genomen (psychiater [...]) en de arts zijn echter dezelfde persoon. Artikel 34, eerste lid, Rvt dient bij elke beslissing tot dwangmedicatie worden betrokken en dient restrictief te worden uitgelegd.
Klager gebruikt nog steeds medicatie. Zijn gezondheid gaat door deze medicatie achteruit. Hij kan niet goed nadenken en zijn handen trillen. Klager heeft het gevoel dat hij van de anti-psychotische medicatie juist psychotisch wordt. Volgens klager
heeft
hij geen hallucinaties en is hij niet schizofreen. Hij verblijft nu op een intensive care (IC) unit.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Uit praktisch oogpunt zijn alle psychiaters van de inrichting tot plaatsvervangend hoofd van de inrichting aangewezen. Bij dwangbehandeling neemt de niet behandelend psychiater een beslissing. Het besluit tot dwangmedicatie wordt genomen in de
commissie
voorbehouden beslissingen. De commissie heeft geadviseerd te starten met een b-dwangbehandeling. De beslissing om te starten met een b-dwangbehandeling is genomen door psychiater [...] (tevens plaatsvervangend hoofd van de inrichting). De toepassing
van de b-dwangbehandeling is opgenomen in een deelplan.

Uit de schriftelijke reactie namens het hoofd van de inrichting van 24 september 2014 blijkt dat klager elke twee weken op vrijdag zijn depot krijgt toegediend. Op 21 februari en 7 maart 2014 is aan klager dwangmedicatie toegediend.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 16b, onder b, Bvt kan het hoofd van de inrichting beslissen tot het toepassen van een zogenaamde b-dwangbehandeling, indien dit naar het oordeel van een arts, die in een tbs-inrichting doorgaans de behandelend psychiater zal zijn,
volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de verpleegde binnen de inrichting doet veroorzaken af te wenden.

Deze beslissing is ex artikel 7, vierde lid onder d, Bvt voorbehouden aan het hoofd van de inrichting. Onder het hoofd van de inrichting wordt volgens artikel 1, onder g, Bvt verstaan: “het hoofd van de inrichting, waarin de verpleegde is opgenomen,
alsmede diens plaatsvervanger als bedoeld in artikel 6, vierde lid, Bvt”.
In artikel 6, vierde lid, Bvt is bepaald dat het hoofd van de inrichting, voor zover het de justitiële particuliere inrichtingen betreft, met machtiging van het bestuur een of meer personen als zijn vervanger aanwijst.

In artikel 34, eerste en tweede lid, Reglement verpleging ter beschikking gestelden (Rvt) is bepaald dat het hoofd van de inrichting alvorens te beslissen overleg voert
met de arts en het afdelingshoofd, alsmede met de voor de behandeling verantwoordelijke psychiater als de b-dwangbehandeling noodzakelijk wordt geacht ter afwending van gevaar dat voortvloeit uit de stoornis van de geestvermogens van klager. Op
grond van het derde lid van dit artikel wordt in deze overleggen nagegaan of het gevaar niet op andere wijze kan worden afgewend.

Vast staat dat niet het hoofd van de inrichting zelf, maar zijn plaatsvervanger psychiater [...], die niet bij klagers behandeling is betrokken, de bestreden beslissing heeft genomen na overleg met de behandelend psychiater [...] die van oordeel is dat
een b-dwangbehandeling met Cisordinol volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens van klager binnen de inrichting doet veroorzaken af te wenden. De beslissing is derhalve bevoegd genomen. Uit de toepasselijke
wettelijke
bepalingen kan wat dat betreft alleen de eis worden afgeleid dat het (plaatsvervangend) hoofd van de inrichting die de beslissing neemt niet tevens de behandelend psychiater is. Aan die eis is in dit geval voldaan.

Op grond van artikel 16c in verbinding met artikel 16b, onder a, Bvt kan het hoofd van de inrichting beslissen tot het toepassen van een zogenoemde a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar, dat de stoornis van de
geestvermogens de verpleegde doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. De a-dwangbehandeling is er vooral op gericht te voorkomen dat een tbs-gestelde langdurig in een inrichting moet verblijven. Bij de
a-dwangbehandeling is sprake van een minder acute situatie.

Gelet op de stukken en de behandeling ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat het starten van een b-dwangbehandeling met Clozapine volstrekt noodzakelijk werd geacht om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens van klager binnen de
inrichting doet veroorzaken, af te wenden. Uit de stukken blijkt dat met klager geen overeenstemming kon worden bereikt over de medicatie. Gezien klagers toestandsbeeld, de zeer gebrekkige realiteitstoetsing en het duidelijk aanwezige gevaar voor
fysiek
geweld werd het door klagers behandelend psychiater [...] noodzakelijk geacht een b-dwangbehandeling te starten om verdere escalaties te voorkomen. Er was sprake van een paranoïde psychotisch toestandsbeeld met weinig voorspelbare, impulsieve acting
out, hetgeen een gevaar oplevert voor klager zelf en voor anderen. Klager is besproken in de commissie Voorbehouden Beslissingen en deze heeft geadviseerd te starten met een b-dwangbehandeling ter afwending van intern gevaar. De toepassing van de
b-dwangbehandeling is opgenomen in een deelplan.
Voldoende aannemelijk is geworden dat de beslissing van het hoofd van de inrichting tot het toepassen van een b-dwangbehandeling bij klager voldoende zorgvuldig is genomen en ook aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid
voldoet.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie derhalve niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. C.F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 26 november 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven