nummer: 14/3523/JA
betreft: [klager] datum: 22 december 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Teylingereind te Sassenheim,
gericht tegen een uitspraak van 2 september 2014 van de beklagcommissie bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van [...], geboren op 21 april 1994, verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 2 december 2014, gehouden in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist zijn gehoord [...], directeur behandeling,[...], jurist en klager, bijgestaan door zijn raadsman mr.
P.H.P. van Vught.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het uitblijven van een passende behandeling.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en klager een tegemoetkoming toegekend van € 10,= per dag dat klager na het verstrijken van een maand na binnenkomst in de inrichting niet
is
en wordt behandeld.
2. De standpunten van de directeur en klager
Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Verwezen wordt naar de uitspraak van de beroepscommissie met de nummers 13/1801/JA en 13/2188/JA van 22 september 2013. De beslissing om klager niet over te plaatsen van een kort verblijfgroep naar een langverblijfgroep is een interne aangelegenheid
waartegen geen beklag openstaat. Dit is vanaf het begin af aan in de reactie op het beklag aangevoerd. Er is geen sprake van een situatie als vermeld in artikel 65, eerste lid aanhef en onder a, van de Bjj. Als klager ontvankelijk zou zijn op grond van
het vermelde in hetzelfde artikel onder m zou dit artikel wel heel ruim worden uitgelegd.
Klager is wel degelijk een gepaste behandeling geboden vanuit het perspectief dat hij zou worden overgeplaatst naar Catamaran. Vanaf het begin af aan is contact gezocht met Catamaran en IJZ. Catamaran was wat halfslachtig. Zij wilden klager wel weer
opnemen, maar niet op dat moment. Tussen IJZ en Catamaran was een verschil over de vrijheden die klager zouden moeten worden geboden. Klager is een gedragswetenschapper toegewezen met wie hij wekelijks gesprekken heeft gevoerd. In tegenstelling tot
andere jongens op zijn groep mocht hij een Playstation invoeren en gebruiken. Hij zou op een langverblijfgroep ook de beschikking hebben gehad over een spelcomputer. Zijn vriendin mocht hem in het weekend bezoeken en klager werkte net als op een
langverblijfgroep in een YOUTURN ontwikkelprofiel. Er is een TVA voor hem ingevuld. Tevens is onderzocht of een Multi Dimensionele Therapie (MDFT) opgestart kon worden. Kortom er is veel voor hem ingezet. Klager kwam niet in aanmerking voor verlof,
omdat er nog sprake was van een openstaande strafzaak. Nadat eind augustus 2014 uitspraak was gedaan in de strafzaak is klager naar de langverblijfgroep gegaan. Hij verbleef toen drie maanden in de j.j.i.
Dat klager niet tijdig beroep kon indienen tegen de plaatsingsbeslissing is niet de verantwoordelijkheid van de inrichting, maar van de selectiefunctionaris.
Een afschrift van de brief van de officier van justitie van 12 juni 2014 is of door de officier van justitie of door de voormalige advocaat aan de inrichting verstrekt. De brief bevond zich in het dossier. In de brief wordt door de officier van
justitie
wel aangegeven wat er gedaan dient te worden. Er is geen sprake van schending van het briefgeheim. Bezwaar wordt gemaakt tegen het gebruik van de term ‘ophokken’. Klager is door het hoofd behandeling en de teamleider uitgelegd dat hij in dit stadium
niet in een langverblijfgroep zou worden geplaatst. Het is voor klager vaak moeilijk om een antwoord te horen dat hij niet wil. Er is veel gesproken met klager over deze klacht.
Het is juist dat klager op een inkomstengroep is geplaatst. Hij had een geschiedenis in j.j.i. Teylingereind. De inkomstengroep kon klein worden gehouden.
Door en namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De plaatsingsbeslissing van 13 juni 2014 is pas op 9 oktober 2014 aan klager uitgereikt. Hiermee is klager de mogelijkheid van een rechtstreeks beroep tegen de plaatsing onthouden. Onterecht wordt gesteld dat klager niet-ontvankelijk zou zijn in het
beklag.
Het beklag is niet gericht tegen de weigering om hem in een langverblijfgroep te plaatsen. De beklagcommissie heeft terecht vastgesteld dat de klacht breder dient te worden opgevat en gericht is tegen het uitblijven van een behandeling. Uit het eerder
ingenomen standpunt van de directeur volgt dat hij het met deze brede uitleg van de klacht eens is. In beroep kan de directeur daar niet op terugkomen. Klager is ontvankelijk in het beklag, gelet op het bepaalde in artikel 65, eerste lid aanhef en
onder
a en m, van de Bjj.
Het verbaast de raadsman dat de brief van de officier van justitie van 12 juni 2014 zich in het dossier bevindt. Deze brief is nooit aan de inrichting overgelegd. De brief bevond zich in een stapel post die op klagers kamer lag. Er is sprake van
schending van het briefgeheim. De officier van justitie heeft aangegeven dat hij zich niet heeft bemoeid met de (over)plaatsing van klager. Klager heeft een p.i.j.-maatregel en kwam uit de voorlopige hechtenis. Hij verbleef in het PBC zonder titel en
daar moest de officier van justitie iets mee doen.
De extra faciliteiten, die klager op de kortverblijfgroep zijn geboden, hebben niets te maken met behandeling maar met bejegening. De pijn van het ophokken is wat verlicht door hem extra faciliteiten te bieden. Het had in de rede gelegen om contact op
te nemen met Catamaran.
Teamleider J. en gedragswetenschapper M. hebben na een maand al tegen klager gezegd dat hij de eerstvolgende zou zijn die naar de langverblijfgroep zou gaan, maar in plaats van klager ging een andere jongen naar de langverblijfgroep. De reden daarvoor
is klager niet uitgelegd. Hij heeft zes maanden in de inrichting verbleven, terwijl hij maar een maand zou moeten blijven en doorgeplaatst zou worden naar Catamaran. Hij heeft gebeld met Catamaran en hoorde dat daar in de tussentijd drie andere
jongens
waren geplaatst.
Gezegd is dat hem in j.j.i. Teylingereind geen behandeling kon worden geboden, omdat die niet afgemaakt zou kunnen worden. Klager heeft toen gevraagd om hem dan in ieder geval op een langverblijfgroep te plaatsen en als dat niet zou kunnen op een
kortverblijfgroep te plaatsen in plaats van op de inkomstengroep in verband met de stabielere omgeving. De kortverblijfgroep, waar hij verbleef, was een inkomstengroep waar iedere dag nieuwe jongens binnenkwamen en je iedere dag een voorstelrondje
moest
doen. De inkomstengroep was niet veel kleiner dan andere groepen. Klager was de enige jongere die continu op de inkomstengroep bleef. Hij zag jongens komen en gaan. Hij werd er onrustig van in zijn hoofd.
3. De beoordeling
Door de directeur is aangevoerd dat klager niet-ontvankelijk is in het beklag omdat geen sprake is van een beslissing waartegen op grond van de Bjj beklag kan worden ingediend.
De beroepscommissie stelt vast dat de strekking van het beklag is dat klager geen passende behandeling is geboden in j.j.i. Teylingereind.
Uit artikel 77 van het Reglement justitiële jeugdinrichting (Rjj) volgt dat de inrichting een passende behandeling aanbiedt. Onder passende behandeling wordt verstaan zorg van goed niveau, die in ieder geval doeltreffend, doelmatig en gericht op de
jeugdige wordt verleend en die afgestemd is op de reële behoefte van de jeugdige.
In artikel 65, eerste lid aanhef en onder m, van de Bjj is bepaald dat beklag kan worden ingediend ter zake van (enig andere) beslissing die een beperking inhoudt van een recht dat de jeugdige op grond van een bij of krachtens de Bjj of een ieder
verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag toekomt.
Naar het oordeel van de beroepscommissie betreft het beklag een vermeende schending van het recht op passende behandeling zoals omschreven in artikel 77 van het Rjj en is klager door de beklagcommissie terecht ontvangen in het beklag. Van
ontvankelijkheid op grond van het bepaalde in artikel 65, eerste lid aanhef en onder a, van de Bjj zoals door de raadsman is aangevoerd, is geen sprake.
Inhoudelijk wordt het volgende overwogen.
Klager is op 13 juni 2014 geplaatst in de j.j.i. Teylingereind in afwachting van doorplaatsing naar Catamaran. Vanaf het begin stond derhalve vast dat klagers verblijf in de inrichting tijdelijk zou zijn. Klager is, omdat hij een ‘(voor)geschiedenis’
had in j.j.i. Teylingereind, geplaatst op de inkomstengroep, waarbij heeft meegewogen dat dit een kleine groep betrof. Voorts speelde mee dat er nog een strafzaak tegen klager openstond. Nadat de rechtbank op 28 augustus 2014 uitspraak heeft gedaan, is
klager, omdat doorplaatsing naar Catamaran nog steeds uitbleef, op 9 september 2014 alsnog geplaatst op een langverblijfgroep.
Terwijl klager op een kortverblijfgroep (de inkomstengroep) verbleef zijn hem faciliteiten geboden die hem ook op een langverblijfgroep zouden toekomen zoals het mogen invoeren van een spelcomputer. Hij mocht bezoek ontvangen van zijn vriendin in het
weekend en er is gedragswetenschapper aan hem toegewezen met wie hij wekelijks gesprekken heeft gevoerd. Voort is met een YOUTURN ontwikkelprofiel gewerkt en is bezien of een MDFT traject opgestart kon worden.
In het licht van het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat klagers recht op een passende behandeling als vermeld in artikel 77 Rjj is geschonden. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat klager
uitsluitend voor de naar verwachting korte periode dat hij op de wachtlijst stond om zijn behandeling in de Catamaran weer voort te zetten, geplaatst is in j.j.i. Teylingereind zodat er sprake was van een beoogd tijdelijk en kort verblijf. Op de
uiteindelijke duur van die plaatsing had de j.j.i. geen invloed nu die beslissing door anderen werd genomen. Hoe lang de wachttijd uiteindelijk zou gaan duren, was ook niet te voorzien door j.j.i. Teylingereind. Niet onredelijk is het standpunt om in
die wachtperiode niet met meer specifieke behandelactiviteiten te starten nu zo’n tijdelijke wachttijdperiode in beginsel niet geschikt is om een behandeling, die een complexe en langdurige zaak is, op te starten. Dit klemt temeer nu nog de afloop van
de strafzaak eind augustus 2014 afgewacht moest worden. Onder die omstandigheden kan dan ook niet gezegd worden dat klager in j.j.i. Teylingereind geen passende behandeling heeft gekregen. Dit betekent dat de beroepscommissie het beroep van de
directeur
gegrond zal verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie zal vernietigen en het beklag alsnog ongegrond zal verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, prof. dr. F. Boer en dr. J.J. Kole, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 22 december 2014.
secretaris voorzitter