Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3903/GV, 16 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:16-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3903/GV

betreft: [klager] datum: 16 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 oktober 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting is afgewezen vanwege een positieve urinecontrole op 7 juli 2014, 30 juli 2014, 29 augustus 2014 en 7 september 2014. Deze uitslagen mochten niet als belangrijke, betrouwbare informatie worden
gebruikt. Aan klager zijn geen disciplinaire straffen of maatregelen opgelegd vanwege deze uitslagen. Aan klager is een traject aangeboden waarin hij kan bewijzen dat hij geen drugs meer gebruikt. Als hij dit traject met goed gevolg afrondt, volgt
eventueel detentiefasering. Klager heeft slechts wegens de uitslag van 29 augustus 2014 de directeur gesproken. Deze uitslag was de eerste uitslag na het starten van het traject. Deze eerste uitslag liet een afbouw in zijn drugsgebruik zien. Klager
verblijft al maanden in het plusprogramma en de start van klagers traject loopt parallel aan zijn verblijf in de gevangenis. Hierdoor is klager van mening dat eerdere, gedateerde incidenten niet of in mindere mate mee moeten wegen. De voornoemde
uitslagen staan ook niet onomstotelijk vast, omdat er of geen herhalingsonderzoek heeft plaatsgevonden of omdat de uitslag van een herhalingsonderzoek is verdwenen. Alle negatieve urinecontroles worden niet genoemd in het advies vrijheden van de
locatie
Zoetermeer van 22 september 2014. Hoewel klager niet disciplinair is gestraft voor zijn urinecontroles, worden zijn positieve uitslagen wel gebruikt voor de afwijzing van zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting. De Staatssecretaris
mag
uitgaan van de ingewonnen adviezen. Wanneer een verlof echter afhangt van de adviezen, dient de Staatssecretaris de informatie te controleren. De gevangenis van de locatie Zoetermeer zou het een en ander nader moeten verklaren en eventueel bewijzen
aanleveren.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Bij klager zijn op 7 juli 2014, 30 juli 2014, 29 augustus 2014 en 7 september 2014 urinecontroles afgenomen. Alle vier de uitslagen waren positief op het gebruik van softdrugs. Hierdoor is vast komen te staan dat gedurende drie maanden minimaal twee
keer sprake is geweest van een positieve uitslag op softdrugs. Voorts is bij klager diverse keren contrabande aangetroffen op zijn cel en heeft hij op 21 juli 2014 geprobeerd contrabande in te voeren tijdens het bezoekuur. Klager heeft contrabande
aangenomen van zijn bezoek, wilde deze niet overhandigen aan het personeel en heeft de contrabande vervolgens in zijn mond gestopt. Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd van vijf dagen opsluiting in een strafcel. Op grond van het
Drugsontmoedigingsbeleid dient het verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof te worden afgewezen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zoetermeer heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, vanwege de positieve urinecontroles en de opgelegde disciplinaire straf van 21 juli 2014.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Den Haag heeft geen bezwaar tegen verlofverlening.
De politie heeft nog niet gereageerd. De secretaris heeft namens de beroepscommissie navraag gedaan bij de locatie Zoetermeer. Uit deze navraag is gebleken dat de politie negatief heeft geadviseerd ten aanzien van klagers verlofadres. De politie heeft
nog geen advies uitgebracht over het tweede door klager aangeleverde verlofadres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek, wegens diefstal in vereniging. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 16 februari 2015. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 10 maanden te
ondergaan wegens een schadevergoedingsmaatregel.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Het gebruik van verdovende middelen tijdens detentie is in het kader van het landelijk geldend Drugsontmoedigingsbeleid aanleiding om minder, dan wel geen vrijheden te verlenen. Uit het advies vrijheden van de locatie Zoetermeer van 22 september 2014
blijkt dat klager op 7 juli 2014, 30 juli 2014, 29 augustus 2014 en op 7 september 2014 een positieve urinecontrole heeft gehad. Voorts blijkt uit dit advies dat klager deelneemt aan een urinecontroletraject om aan te tonen dat hij zijn drugsgebruik
afbouwt. Niet gebleken is dat ten aanzien van de positieve urinecontrole van 30 juli 2014 en van 7 september 2014 sprake is van afbouw. De beroepscommissie is, in aanmerking genomen het Drugsontmoedigingsbeleid – waaruit volgt dat het eerstvolgende
verlof van een gedetineerde die voor de tweede keer in een periode van drie maanden softdrugs heeft gebruikt, wordt ingetrokken dan wel afgewezen – van oordeel dat voornoemde omstandigheid een contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een
afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag rechtvaardigt. Het feit dat klager niet is gesanctioneerd naar aanleiding van voornoemde positieve urinecontroles, kan aan het vorenstaande niet afdoen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder c van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem – Broos, leden, in tegenwoordigheid van I.C.E. Spierings, secretaris, op 16 december 2014

secretaris voorzitter

Naar boven