Nummer : 14/4582/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 12 december 2014
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. S. Splinter, namens
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Torentijd te Middelburg.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 9 december 2014, inhoudende een ordemaatregel van afzondering in eigen
cel of verblijfsruimte voor de duur van zeven dagen.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 9 december 2014 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 11 december 2014.
1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Namens verzoeker is het schorsingsverzoek schriftelijk toegelicht.
De directeur heeft zijn standpunt ten aanzien van het schorsingsverzoek schriftelijk kenbaar gemaakt.
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Uit de schriftelijke mededeling van de bestreden beslissing blijkt dat klager voorafgaand aan het nemen van die beslissing niet is gehoord, waarbij tevens open is gelaten om welke reden klager niet is gehoord. Nu dat horen op grond van artikel 57 van
de
Pbw verplicht is voorgeschreven bij een beslissing als de onderhavige, is die beslissing genomen in strijd met de wet en komt de tenuitvoerlegging daarvan voor schorsing in aanmerking. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.
Ten overvloede merkt de voorzitter op dat mede gelet op het door de directeur gestelde belang van voorkoming van onttrekking, de toewijzing van het schorsingsverzoek er niet aan in de weg hoeft te staan dat de directeur een nieuwe beslissing neemt, die
wel aan alle formele vereisten van de wet voldoet. De voorzitter merkt op dat de schriftelijke mededeling niet is ondertekend. Tevens ontbreekt een datum en tijdstip van uitreiking.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur.
Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 12 december 2014
secretaris voorzitter