Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2618/JB, 8 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:08-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/2618/JB

Betreft: [klager] datum: 8 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op 10 januari 1997, verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 21 juli 2014 van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op 16 september 2014 is [...], juridisch medewerkster bij de afdeling individuele jeugdzaken, gehoord door de beroepscommissie bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, dr. P.H. van der Laan en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet,
secretaris.
Klagers raadsvouw, mr. Drs. W.H.R. Hogewind, heeft aangegeven dat zij en klager, vanwege de pro forma behandeling van klagers strafzaak, niet in de gelegenheid zijn ter zitting te verschijnen. De raadsvrouw heeft een schriftelijke verklaring van klager
en nadere gronden toegezonden.
De beroepscommissie heeft aangegeven een verslag van het verhandelde ter zitting te maken en dat aan klager en zijn raadsvrouw te sturen met een verzoek daarop nader te reageren
Klagers raadsvrouw heeft op 1 en 9 oktober 2014 een nadere reactie ingestuurd.
Namens de selectiefunctionaris is op 21 oktober 2014 een nadere reactie ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het verzoek van klager hem over te plaatsen naar de j.j.i. Amsterbaken te Amsterdam afgewezen.

2. De feiten
Klager verblijft uit hoofde van voorlopige hechtenis in de j.j.i. Teylingereind te Sassenheim.

3. De standpunten
Namens de selectiefunctionaris is ter zitting het volgende aangevoerd.
Klager zit momenteel op de Forca, een observatieafdeling. Hij is vandaag naar de pro forma behandeling van zijn strafzaak. De medeverdachte van klager verblijft nog steeds in Amsterbaken. Het is niet gelukt recent contact te hebben met de officier van
justitie, maar er wordt vanuit gegaan dat het bezwaar van de officier van justitie tegen samen plaatsing met de medeverdachte nog steeds van kracht is, ook indien de beperkingen zijn opgeheven. Uit de nadere stukken van klagers raadsvrouw valt af te
leiden dat het verzoek om overplaatsing is gericht op het moment van beëindigen van de observatie, 17 oktober 2014.
Klager ging in beroep tegen de afwijzende beslissing van 21 juni 2014 maar verschuift het nu feitelijk naar de toekomst.
Ook op dat toekomstige moment waarop de observatie beëindigd wordt zal de beslissing over de plaatsing van klager afhankelijk zijn van het strafrechtelijk onderzoek. Zolang dat onderzoek loopt zal er geen overplaatsingsverzoek gehonoreerd worden zolang
de medeverdachte in Amsterbaken verblijft. Contact tussen klager en de medeverdachte is immers, ook al zouden zij op verschillende afdelingen geplaatst zijn, niet uitgesloten. Of er op enig moment al dan niet medeverdachten bij elkaar geplaatst kunnen
worden is afhankelijk van het advies van de officier van justitie op dat moment. Vooralsnog is de officier van justitie niet akkoord met een overplaatsing van klager naar Amsterbaken. Het is voorbarig al aan te geven waar klager na zijn verblijf op de
Forca heen zal gaan. Op het moment dat de observatieperiode is afgerond zal de officier van justitie wederom om advies gevraagd worden.

Het is niet bekend of en hoe vaak klager thans bezoek krijgt. Het inplannen van bezoek is lastig. Het is echter mogelijk in overleg met de instelling andere en voor klagers bezoek meer passende bezoektijden aan te vragen.

Dat er een naam van een andere jongere in de beslissing stond is erg slordig en daarvoor zijn excuses aangeboden. Er is echter zorgvuldig naar klagers zaak gekeken en geen verwarring geweest met een andere jongen.

Namens klager is in beroep aangevoerd dat hij naar Amsterbaken wil, omdat zijn ouders in Amsterdam wonen en zij dan slechts 15 minuten met de tram moeten reizen om hem te bezoeken. Zijn moeder werkt fulltime als gastouder en zijn vader werkt in de
nachtdienst. De ouders hebben ook nog een zoon van 11 waar, zo zij al naar klager gaan, oppas voor geregeld moet worden. Het feit dat er een medeverdachte in Amsterbaken verblijft impliceert niet dat klager daarom daar niet geplaatst zou kunnen worden.
Gekeken had moeten worden naar de mogelijkheid om klager op een andere groep te plaatsen teneinde contact met de medeverdachte te voorkomen.
Overigens wordt halverwege de afwijzende beslissing over en andere jeugdige gesproken, hetgeen duidt op onzorgvuldigheid ten aanzien van de genomen beslissing.
Ten slotte zou ook een docent van klager hem in de j.j.i. Amsterbaken willen bezoeken om hem privé les te geven teneinde in augustus zijn diploma te halen.

In reactie op het verslag van horen is daaraan nog toegevoegd dat de selectiefunctionaris aanvoert aan dat er recent geen contact heeft plaatsgevonden met de officier van justitie. De aanname dat de officier van Justitie nog altijd bezwaar zal hebben
tegen een overplaatsing van klager is daarmee volstrekt onduidelijk. Temeer omdat de beperkingen zijn opgeheven en de situatie nu dus volkomen anders is.
Het strafrechtelijk onderzoek is zo goed als afgerond. In de zaak van klager zijn er geen onderzoekshandelingen meer. De grond dat zolang het strafrechtelijk onderzoek nog loopt er van overplaatsing naar Amsterbaken waar de medeverdachte eveneens
verblijft, geen sprake kan zijn is dus achterhaald.
Klager ontvangt zeer minimaal bezoek vanwege de eerder aangevoerde redenen. De vader van klager komt slechts 1 x per twee weken vanwege de afstand, de bezoektijden en zijn werktijden. De opa en oma van klager zijn vanwege de eerder aangegeven redenen
niet in staat geweest klager te bezoeken.
Klager maakt zich wel degelijk zorgen om het gegeven dat er een andere naam in het beroepschrift voorkomt omdat daaruit blijkt dat er wordt geknipt en geplakt met andere zaken. Deze onzorgvuldigheid dient naar mening van klager te worden betrokken in
de
besluitvorming.

Klager heeft vernomen dat de medeverdachte die in Amsterbaken verblijft een bekentenis heeft afgelegd. Niet meer valt in te zien hoe contact met klager mogelijk verklaringen zou kunnen beïnvloeden. Nu de medeverdachte heeft bekend is het onderzoek
helemaal afgerond. Bovendien is de beslissing in strijd met het gelijkheidsbeginsel nu er regelmatig medeverdachten die zich beroepen op hun zwijgrecht samen in Amsterbaken worden geplaatst.

De officier van Justitie heeft op 20 oktober 2014 bericht dat zij zich momenteel nog steeds verzet tegen een overplaatsing van klager naar Amsterbaken. Zodra het onderzoeksbelang zich er niet tegen verzet, zal de officier contact opnemen.

4. De beoordeling
Dat er een naam van een andere jongere in de beslissing stond wordt als onzorgvuldig aangemerkt. Nu niet is gebleken dat er zaken verwisseld zijn of dat klager anderszins hierdoor in een nadeliger positie terecht is gekomen en klager hieromtrent
excuses
zijn aangeboden, wordt hieraan geen consequentie verbonden.
De officier van justitie heeft op 30 juni 2014 negatief geadviseerd ter zake van klagers verzoek tot overplaatsing naar Amsterbaken, omdat daar een medeverdachte verblijft. Uit de toelichting door de selectiefunctionaris ter zitting is aangegeven dat
er
van werd uitgegaan dat dit negatieve advies nog onverkort van toepassing is. Uit de schriftelijke bevestiging door de officier van justitie van 20 oktober 2014 blijkt dat inderdaad het geval te zijn. Het had de voorkeur verdiend als de
selectiefunctionaris voor de mondelinge behandeling van het beroep navraag had gedaan en ter zitting met zekerheid mededelingen daaromtrent had kunnen doen, doch thans staat met het laatste bericht van de officier vast dat er nog steeds sprake is van
een negatief advies omdat het onderzoeksbelang zich verzet tegen plaatsing van klager in Amsterbaken.
Gelet op de aanwezigheid van een medeverdachte van klager in Amsterbaken en het advies van de officier van justitie, die confrontatie van klager met de medeverdachte onwenselijk acht, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de
selectiefunctionaris niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, ook niet onredelijk of onbillijk kan worden genoemd. Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent bezoekmogelijkheden, hoe vervelend ook, is
onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te komen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, dr. P.H. van der Laan en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris, op 8 december 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven