Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3118/GB, 8 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:08-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/3118/GB

Betreft: [klager] datum: 8 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.C. Jonge Vos, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 augustus 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Zoetermeer afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 8 maart 2014 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b. Alphen aan den Rijn. Op 10 november 2014 is klager overgeplaatst naar het h.v.b. van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager ontvangt wekelijks bezoek, maar niet van zijn ex-vrouw en zijn kinderen. Klagers ex-vrouw kan niet naar Alphen aan den Rijn afreizen, maar zij heeft aangegeven dat zij wel naar de locatie Zoetermeer kan afreizen. Klager bevindt zich nu meer dan
vijf maanden in voorlopige hechtenis en heeft al die tijd zijn kinderen niet gezien en hij is dan ook van mening dat een overplaatsing naar het h.v.b. van de locatie Zoetermeer op zijn plek is. Klager is voorts van mening dat zijn negatieve gedrag
onvoldoende is om zijn verzoek af te wijzen, nu hij daar al voor is gestraft. Er zou anders sprake zijn van een dubbele bestraffing. Het is voor klager van groot belang dat hij contact kan blijven houden met zijn kinderen. De enige mogelijkheid die
klagers ex-vrouw daarvoor openhoudt, is dat zij op een voor haar bereisbare afstand met de kinderen langs kan komen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Bezoekproblemen zijn inherent aan het ondergaan van detentie en vormen, behoudens bijzondere omstandigheden, geen selectiecriterium. Klager ontvangt wekelijks bezoek. Klager is ingesloten in het arrondissementsparket Den Haag, dat tevens het
arrondissement van insluiting is. Naast het feit dat klager geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat zijn ex-vrouw niet met zijn kinderen op bezoek kan komen met het openbaar vervoer, is er geen sprake van een gewijzigde omstandigheid sinds
klagers eerdere verzoek tot overplaatsing. Gelet op artikel 18, vierde lid, van de Pbw kan zes maanden na afwijzing van een verzoekschrift, mits er sprake is van een gewijzigde omstandigheid, opnieuw een dergelijk verzoekschrift worden ingediend. Er
zijn hier nog geen zes maanden verstreken en er is geen sprake van een gewijzigde omstandigheid. Daarbij is de noodzaak tot overplaatsing in verband met bezoekmogelijkheden onvoldoende aannemelijk geworden.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. Uitgangspunt bij de plaatsing van voorlopig gehechte gedetineerden is dat deze, gelet op het belang van een goede rechtsgang, worden geplaatst in een h.v.b. in dan wel nabij het arrondissement van vervolging. Van dat uitgangspunt kan onder
omstandigheden worden afgeweken. Klager is ingesloten in het arrondissementsparket Den Haag. Zowel het h.v.b. Alphen aan den Rijn als het h.v.b. van de locatie Zoetermeer bevinden zich in het arrondissementsparket Den Haag. Klager verblijft in het
h.v.b. van de p.i. Nieuwegein, dat valt binnen het arrondissementsparket Midden-Nederland. De selectiefunctionaris heeft onvoldoende gemotiveerd waarom klagers verzoek tot overplaatsing naar het h.v.b. van de locatie Zoetermeer niet mogelijk was.
Voorts
staat in artikel 18, vierde lid, van de Pbw dat door een gedetineerde indien het verzoekschrift, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Pbw, is afgewezen, zes maanden na deze afwijzing opnieuw een dergelijk verzoekschrift kan worden ingediend.
Voornoemde termijn van zes maanden is verstreken. Er hoeft overigens geen sprake te zijn van een gewijzigde omstandigheid. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als onredelijk
of onbillijk dient te worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van I.C.E. Spierings, secretaris, op 8 december 2014

secretaris voorzitter

Naar boven