Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3600/GM, 11 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:11-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3600/GM

betreft: [klager] datum: 11 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W. Brouwer, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Esserheem te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 16 september 2014 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 november 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is klagers raadsman gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Esserheem is niet ter zitting verschenen.
Van de zijde van het secretariaat was als toehoorder aanwezig mw. Mr. M.L. Koster.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 4 augustus 2014, betreft het overhouden van een litteken als gevolg van een val na een insult ten gevolge van afbouw Oxazepam alsmede de te snelle afbouw van
Oxazepam.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is het volgende aangevoerd. Klager heeft nooit aangegeven dat hij een snelle afbouw wilde. Bij aanvang verzocht klager om Diazepam in plaats van Oxazepam omdat hij daar goed op reageerde. Hij heeft nooit aangegeven daarmee te willen
stoppen, omdat hij bang was voor een insult. Op 3 juli 2014 heeft klager een insult gehad waardoor hij is gevallen en een hoofdwond heeft opgelopen. De hoofdwond is goed hersteld maar klager heeft er wel een litteken aan over gehouden.

De inrichtingsarts heeft geen inhoudelijke reactie gegeven omdat blijkens het hoofd zorg klager aangaf niets te zien in bemiddeling met het hoofd zorg maar zijn klacht doorgestuurd wilde hebben naar de medisch adviseur.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat, zoals ook door de medisch adviseur in haar verslag van bemiddeling uitgebreid is aangegeven en waarvan de inhoud bij partijen bekend verondersteld wordt, dat er bij klager in strijd met de regels omtrent afbouw van
Oxazepam te snel is afgebouwd.
Reeds hierom is de beroepscommissie van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts ten aanzien van de wijze van afbouw moet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ten aanzien van de
afbouw
van klagers medicatie gegrond worden verklaard.
Klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.
Er kan echter niet onomstotelijk worden vastgesteld dat de val van klager, waaraan hij een litteken op zijn hoofd zou hebben overgehouden, een directe oorzaak is van de verkeerde wijze van afbouw.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de wijze van afbouw gegrond en voor het overige ongegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de locatie Esserheem toekomende tegemoetkoming op € 75,-.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. S.B. de Pauw Gerlings - Döhrn, voorzitter, dr.ing. C.J. Ruissen en dr. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 11 december 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven