nummer: 02/1426/JA
betreft: [klager] datum: 2 oktober 2002
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een op 16 juli 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager, geboren op [...] (1987),
gericht tegen een uitspraak d.d. 9 juli 2002 van de beklagcommissie bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Leij te Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 16 september 2002, gehouden in de j.j.i. ’t Nieuwe Lloyd te Amsterdam, zijn gehoord klager en de heer[...], Projectmanager Cluster Zuid.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de klager opgelegde verplichting schade aan een stoel, behorend tot de inventaris van de klager toegewezen kamer, te vergoeden tot een bedrag van € 5,--.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klagers stoel is langzaam naar rechts weggezakt op het moment dat hij zich naar rechts boog om een cd te pakken. De stoel stond niet op twee, maar op vier poten toen hij deze beweging maakte. De stoel is van metaal. Er is een lasstuk gegaan. Klager verbleef op dat moment een maand in die kamer op groep D en hij had de stoel dus een maand in gebruik gehad. Voordat de stoel stuk ging was hij niet helemaal in orde, hij wiebelde. Bij zijn komst op groep D is deinventaris van zijn kamer niet met hem samen gecontroleerd en heeft hij geen inventarislijst getekend. Dat is klager op dat moment niet opgevallen omdat hij deze procedure niet kende. Inmiddels verblijft hij op groep E. Bij deoverplaatsing van groep D naar groep E heeft hij wel een inventarislijst getekend voor de kamer op groep E. Bij zijn vertrek van groep D is alleen gekeken of hij zijn kamer op D goed had schoongemaakt.
De stoel is op een zondag stuk gegaan. Klager heeft dit diezelfde dag aan zijn groepsleider gemeld. Die groepsleider heeft gezegd dat hij het zou doorgeven. Hij is de volgende dag op vakantie gegaan. Die maandag was er eenkamercontrole en heeft het personeel gezien dat de stoel stuk was.
Klager vindt dat hij geen schuld heeft aan het kapot gaan van de stoel. Hij begrijpt niet waarom hij de schade moet vergoeden. Over de hoogte van de schadevergoeding is geen overleg met hem gepleegd. Hij heeft een papier gekregenwaarin was vermeld dat hij € 5,-- moest betalen. Dit bedrag is ingehouden op zijn zakgeld. Klager krijgt € 8,-- zakgeld per week.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Hij gaat er van uit dat de stoel niet in het gewone gebruik defect is geraakt, maar dat dit door toedoen van klager is geschied.
Hij heeft de informatie van het sectorhoofd van De Leij gekregen dat achteraf door personeel geconstateerd is dat de stoel stuk was. De directeur gaat er vanuit dat de gegevens zoals deze hem door het sectorhoofd worden aangereiktjuist zijn en heeft zelf geen onderzoek gedaan naar klagers standpunt.
Als er schade is ontstaan aan een voorwerp dient dit, ongeacht of het voorwerp aan het rijk of aan een van de jongens toebehoort, tenminste in het dagjournaal te worden gerapporteerd, met de toedracht en het vervolg. Ten aanzienvan de stoel in klagers kamer zou dit gebeurd moeten zijn. Bij de overdracht van de dienst dient de groepsleiding dergelijke voorvallen aan het opvolgende team kenbaar te maken. Als klager gemeld zou hebben dat de stoel kapot wasgegaan zou er direct naar zijn gekeken. Het is evenwel denkbaar dat verzuimd is een melding daarover van klager in het dagjournaal op te nemen.
Een tot de kamerinventaris behorende stoel blijft in die kamer en wordt niet door anderen gebruikt. Zo’n stoel kan niet worden geruild met een stoel van de groepsruimte. De stoelen van de groepsruimte zijn van een ander type.
Als een stoel defect is geraakt wordt bekeken of reparatie mogelijk is. Uit het centrale magazijn wordt een vervangende stoel gehaald.
Bij het betrekken van een kamer neemt een personeelslid de inventaris daarvan op eventuele gebreken door met de jeugdige. De directeur overhandigt de beroepscommissie de inventarislijst d.d. 13 juni 2002, opgemaakt bij gelegenheidvan klagers overplaatsing naar kamer 4E006.
Het bedrag van € 5,-- is het maximum dat de inrichting als schadevergoeding op de jeugdige kan verhalen. Dit is een klein percentage van de werkelijke schade. De schadevergoeding wordt op het zakgeld ingehouden.
3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich nog niet voldoende ingelicht om te kunnen beslissen. Zij heeft daartoe verdere informatie van de directeur nodig en verzoekt de directeur schriftelijk de volgende informatie te verstrekken:
- de door klager ondertekende inventarislijst van de datum waarop hij de hem toegewezen kamer op groep D heeft betrokken;
- de dagjournaals van de maandag waarop bij kamercontrole is geconstateerd dat klagers stoel stuk was, alsmede van de daaraan voorafgaande zondag;
- een kopie van de klager uitgereikte mededeling dat en waarom hij aansprakelijk is gesteld voor de schade aan de stoel.
Voorts verzoekt zij de directeur bij de groepsleiders die op de zondag voorafgaande aan voormelde kamercontrole dienst hebben gedaan na te vragen of klager heeft gemeld dat zijn stoel kapot was gegaan en de beroepscommissie hieroverte berichten. De beroepscommissie ontvangt in het bevestigende geval gaarne een schriftelijke verklaring van de desbetreffende groepsleider.
4. De tussenbeslissing
De beroepscommissie houdt de verdere behandeling van dit beroep aan tot een nader te bepalen datum.
Zij verzoekt de directeur binnen twee weken na ontvangst van deze tussenbeslissing bij de leiding van groep D navraag te doen als onder 3. vermeld, alsmede de daar genoemde stukken toe te zenden aan het secretariaat van de Raad.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, prof.dr. R.A.R. Bullens en mr. F.G.A. en Siethoff, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 2oktober 2002.
secretaris voorzitter