Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3302/SGA, 17 september 2014, schorsing
Uitspraakdatum:17-09-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 14/3302/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 17 september 2014

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. E.K.A. van de Bos, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 1 september 2014, inhoudende de terugplaatsing van verzoeker in het
basisprogramma (degradatie) wegens het niet willen meewerken aan resocialisatie, hetgeen als ‘rood’ gedrag wordt aangemerkt.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 10 september 2014 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 10 en 15 september 2014.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter dat het geval. Uit de inlichtingen van de directeur wordt – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – voldoende aannemelijk dat verzoeker niet wenst mee te werken
aan interventies in het kader van de resocialisatie. Dit wordt, anders dan de directeur heeft aangegeven, in bijlage I bij de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden aangemerkt als ‘oranje’ gedrag. Dit enkele ‘oranje’ gedrag is
– naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – nu in voornoemde bijlage is aangegeven dat het gedrag weliswaar niet wenselijk is en wordt ontmoedigd maar niet wordt bestraft, onvoldoende zwaarwegend om thans over te kunnen gaan tot degradatie. Het
verzoek zal daarom worden toegewezen en de beslissing van de directeur zal met onmiddellijke ingang worden geschorst tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende klaagschrift heeft beslist.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 17 september 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven