nummer: 01/682/GA
betreft: [klager] datum: 20 augustus 2001
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 5 april 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.Brouwer, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 3 april 2001 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Noord Brabant locatie Grave te Grave,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 31 mei 2001, gehouden in de p.i. Vught te Vught, zijn klager noch diens raadsman noch de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) te Grave verschenen. Allen hebben schriftelijk te kennengegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.
Door de beroepscommissie is bij brief van 1 juni 2001 aan de directeur schriftelijk een aantal vragen gesteld. De schriftelijke reactie van de directeur is op 14 juni 2001 bij de Raad ontvangen. Klager en zijn raadsman zijn in degelegenheid gesteld hierop te reageren. De reactie van klagers raadsman is op 25 juni 2001 bij de Raad ontvangen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voorzover in beroep aan de orde –:
a. het afboeken van geld van klagers rekening-courant voor niet ontvangen boodschappen en
b. het overboeken van een onjuist eindsaldo van het h.v.b. te Grave naar het h.v.b. Arnhem-Zuid.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt op de onderscheiden onderdelen van het beklag als volgt toegelicht.
a. Klager meent dat de inrichting in ieder geval enkele dagen vóór de dag van de overplaatsing op de hoogte was van deze overplaatsing terwijl klager dit pas vlak van tevoren hoorde. Indien klager al eerder op de hoogte gebracht zouzijn van de overplaatsing zou hij de dag daaraan voorafgaand geen inkopen meer hebben gedaan. Klager heeft door de gang van zaken noch de boodschappen ontvangen die hij gekocht heeft, noch het geld gerestitueerd gekregen van de doorhem reeds betaalde boodschappen. Justitie besloot klager over te plaatsen en bovendien zijn alle financiële risico's bij hem neergelegd. Klager meent dat hij recht heeft op restitutie van het geld omdat hij zaken gekocht heeft dieniet zijn geleverd. Er is geen enkele legitieme grond te vinden waarom klager zou moeten betalen voor zaken die hem niet geleverd zijn. Evenmin is er een legitieme grond die de directie het recht geeft om de door klager gekochtespullen zomaar te verdelen onder andere gedetineerden. Voorzover de in de inrichting geldende huisregels dit bepalen, zijn die regels onverbindend en in ieder geval in strijd met dwingend rechtelijke bepalingen van het BurgerlijkWetboek. De onderhavige zaak is exemplarisch voor het huidige beleid waarin de rechten van gedetineerden vrijwel altijd ondergeschikt zijn aan de belangen van een inrichting.
b. Volgens de beklagcommissie zou vaststaan dat klagers rekening-courantsaldo van f. 21,58 overgeschreven zou zijn naar de rekening-courant van het h.v.b. Arnhem-Zuid, waar hij thans verblijft. Uit het overzicht van derekening-courant van klager bij het h.v.b. Arnhem-Zuid blijkt echter dat het h.v.b. te Grave slechts f. 10,= heeft getransporteerd en niet f. 21,58
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt op de onderscheiden onderdelen van het beklag als volgt toegelicht.
a. Op 9 augustus 2000 heeft de directeur klager aan de selectiefunctionaris aangeboden ter herselectie. Op 23 augustus 2000 is klager overgeplaatst. Het is thans niet meer te achterhalen wat de exacte datum was waarop aan deinrichting bekend werd dat klager overgeplaatst zou worden. De dag van overplaatsing is niet altijd dagen of weken van tevoren bekend bij de inrichting. Veelal is niet lang van tevoren bekend wanneer er plek is voor een gedetineerdein een andere inrichting en een overplaatsing kan dan ook van de ene op de andere dag plaatsvinden. Het exacte tijdstip van overplaatsing wordt uit veiligheidsoverwegingen pas zo laat mogelijk aan de gedetineerde medegedeeld.
Ingeval van een overplaatsing wordt geprobeerd de boodschappenbestelling te annuleren, maar als de "Billybox" al is ingepakt, dient de gedetineerde op grond van de in de inrichting geldende huisregels de bestelde artikelen inbeginsel te betalen.
Aan klager is uit veiligheidsoverwegingen pas zo laat mogelijk het moment van overplaatsing medegedeeld. Dit veiligheidsbelang weegt zeer zwaar in de inrichting. Door op deze manier te handelen is de veiligheid en rust binnen deinrichting gewaarborgd.
b. Ingevolge het overzicht van klagers rekening-courant was het saldo op 6 september 2000 f. 21,58. Uit de betalingslijst van 8 september 2000 blijkt dat het h.v.b. te Grave f. 21,58 heeft overgemaakt naar het h.v.b. Arnhem-Zuid.
3. De beoordeling
Met betrekking tot onderdeel a. van het beroep overweegt de beroepscommissie het volgende. Blijkens de in de inrichting geldende huisregels werkt de inrichtingswinkel met het "Billybox"-systeem, waarbij de bestelde artikelen in eengesloten en verzegelde box bij de gedetineerden worden afgeleverd. In artikel 3.7.4 van de huisregels is bepaald dat wanneer een gedetineerde plotseling met ontslag gaat, de financiële administratie de bestellingen van diegedetineerde probeert te annuleren. Echter, als de "Billybox" al is ingepakt, dient de gedetineerde de door hem bestelde artikelen in beginsel te betalen.
De beroepscommissie is van oordeel dat deze bepaling in zoverre in strijd is met het Burgerlijk Wetboek (BW), in het bijzonder de bepalingen over koop en levering, nu de bepaling in de huisregels tot gevolg heeft dat eengedetineerde betaalt voor goederen die hij niet geleverd krijgt.
De beroepscommissie is gelet op het voorgaande van oordeel dat de huisregels in zoverre onverbindend zijn.
De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat er zonder rechtsgrond geld van klagers rekening-courant is afgeboekt voor door hem bij de winkel bestelde boodschappen, terwijl hijdeze boodschappen ten gevolge van zijn overplaatsing naar een andere inrichting niet heeft kunnen ontvangen.
De beroepscommissie verklaart het beroep op dit onderdeel dan ook gegrond.
Zij kent klager een tegemoetkoming toe van f. 65,=.
Met betrekking tot onderdeel b. van het beroep overweegt de beroepscommissie het volgende. Klager heeft overzichten van zijn rekening-courant overgelegd om aan te tonen dat het h.v.b. te Grave niet het juiste eindsaldo heeftovergemaakt naar het h.v.b. Arnhem-Zuid. Deze overzichten lopen echter tot 29 augustus 2000, terwijl uit het door het h.v.b. te Grave overgelegde betalingsafschrift blijkt dat klagers eindsaldo eerst op 6 september 2000 door heth.v.b. te Grave naar het h.v.b. Arnhem-Zuid is overgemaakt. Deze overboeking zal dus niet op de door klager overgelegde overzichten – die tot 29 augustus 2000 lopen – terug te vinden zijn.
De beroepscommissie acht niet aannemelijk geworden dat niet het juiste eindsaldo van klagers rekening-courant is overgemaakt naar het h.v.b. Arnhem-Zuid. Zij verklaart het beroep op dit onderdeel dan ook ongegrond.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep op onderdeel a. gegrond. Zij vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag op dit onderdeel gegrond.
Zij kent klager een tegemoetkoming toe van f. 65,=.
Zij verklaart het beroep voor op onderdeel b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. E. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 20 augustus 2001.
secretaris voorzitter