Nummers: 14/2271/GB en 14/2725/GB
Betreft: [klager] datum: 14 oktober 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen de op 26 juni 2014 en 20 juli 2014 genomen beslissingen van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissingen.
Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.L. Kranendonk, op 11 september 2014 door een lid van de Raad gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen op de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) van de p.i. Vught ongegrond verklaard (14/2271/GB) en de beslissing om hem over te
plaatsen naar de BPG van de locatie De Schie te Rotterdam eveneens ongegrond verklaard (14/2725/GB). Beide inrichtingen hebben een gevangenisbestemming met een uitgebreid beveiligingsniveau en een individueel regime
2. De feiten
Klager is sedert 21 september 2009 gedetineerd. Hij verbleef in de p.i. Lelystad. Op 6 mei 2014 is hij geplaatst op de BPG van de p.i. Vught en op 3 juli 2014 is hij overgeplaatst naar de BPG van de locatie De Schie.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
In de p.i. Lelystad is klager zonder aanleiding een paar maal belaagd en met de dood bedreigd. Hij is door een personeelslid seksueel geïntimideerd. Toen hij kenbaar maakte dat hij geen Arabier maar Berber was, herhaalde het personeelslid de opmerking
en adresseerde hij klager als Berber. Drie weken later maakte het personeelslid racistische opmerkingen over Marokkanen. Klager heeft de seksuele intimidatie meerdere keren netjes aangekaart bij het personeel. Er moest wat aan gedaan worden. Op de
zeventiende dag van de afzondering heeft een gesprek plaatsgevonden met het betreffende personeelslid in aanwezigheid van de maandcommissaris. Het personeelslid heeft toen alles toegegeven en tweemaal zijn verontschuldigingen aangeboden. Dit wordt nu
ontkend. Uit het verslag van de maandcommissaris blijkt dat deze de opmerkingen van het personeelslid alles behalve professioneel noemt. Later heeft nog een gesprek met de directeur en het personeelslid plaatsgevonden en zijn weer verontschuldigingen
aangeboden. De directeur zag in dat een verkeerde beslissing was genomen en heeft die teruggedraaid. Klager is weer teruggeplaatst naar de afdeling. Een paar dagen later volgde de beslissing om hem over te plaatsten naar de p.i. Vught. In zijn
pen-dossier is bewijs te vinden dat hij in het vizier van de AIVD is gekomen. In de p.i. Lelystad is een situatie ontstaan die geen uitweg meer bood, omdat klager niet wilde meewerken aan een EZV-plaatsing. Hij zag daar de noodzaak niet van in. Hij is
toen ten onrechte geselecteerd voor een PPC, verwezen wordt naar 14/56/GB d.d. 5 maart 2014. Van een directeur van een p.i. mag worden verwacht dat hij alvorens een selectiebeslissing uit te lokken alles in het werk stelt om de gedetineerde in de eigen
inrichting op te vangen. Dit is niet geschied. De eerste twee selectieadviezen waren rommelig, onoverzichtelijk en tegenstrijdig. Bij het derde advies wist de selectiefunctionaris kennelijk nog niets van de lopende beklagzaken. In de reactie van de
selectiefunctionaris van 28 juli 2014 vraagt de selectiefunctionaris zich af of deze informatie iets uitgemaakt zou hebben en is te gemakkelijk overwogen dat toch een juiste beslissing is genomen. Klager is niet de meest gemakkelijke gedetineerde,
maar
hij kan goed functioneren in een Regime van algehele gemeenschap. Uit jurisprudentie van de beroepscommissie valt op te maken dat bij plaatsing in een BPG-regime sprake is geweest van een ernstige bedreiging van medegedetineerden en/of personeel.
Klager heeft absoluut geen mensen bedreigd. Hem valt niets te verwijten en er is weinig op zijn gedrag aan te merken. Er wordt continu met de vinger naar klager gewezen. Hij wordt uitgelachen, gechanteerd en geïntimideerd. Hij verblijft nog steeds op
de
BPG. Hij voelt zich zodanig bedreigd dat hij zich afsluit voor anderen. Hij wil getuigen laten horen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het eerste selectieadvies is afgekeurd omdat het zeer rommelig was. Het tweede is ook afgekeurd omdat het tegenstrijdig was en het derde is goedgekeurd. Klager is sinds 2000 nu voor de vijftiende keer gedetineerd. Alle detenties zijn problematisch
verlopen met fysieke en verbale agressie naar gedetineerden en personeel. Tijdens de huidige is hij achtereenvolgens in tien p.i.’s geplaatst. Tijdens strafonderbreking heeft hij een nieuw delict gepleegd. Klager verblijft nu voor de tweede keer op een
BPG tijdens de huidige detentie. De selectiefunctionaris was niet geïnformeerd door de directeur over seksuele intimidatie en dat in dat verband de maandcommissaris is ingeschakeld. De informatie is nu meegewogen en leidt niet tot een andere
beslissing.
De bedreigingen die door klager zijn geuit, zijn niet te tolereren. Hij weigert begeleiding door gedragsdeskundigen. Klager is op 6 mei 2014 op de BPG van de p.i. Vught geplaatst, omdat hij voortdurend bedreigend naar personeel was en een slagwapen
had
gemaakt om personeel te lijf te gaan. Hij dreigde met geweld in de privésfeer van medewerkers. Op de BPG vertoont hij niet dit gedrag. De indruk is dat hij sociaal wenselijk gedrag vertoont. Hij is geplaatst in een groepje en geeft aan dat hij door
iedereen bedreigd wordt. Als er iets gebeurt, wil hij direct aangifte doen van bedreiging/mishandeling. Om klager kans te geven op uitplaatsing naar een reguliere afdeling is hij op 3 juli 2014 overgeplaatst naar de BPG van locatie De Schie, waar hard
wordt gewerkt om zijn gedrag zo te beïnvloeden dat hij binnenkort kan worden teruggeplaatst in een regulier regime.
4. De beoordeling
4.1. Klager is geplaatst op de BPG van de p.i. Vught en vervolgens overgeplaatst naar de BPG van de locatie De Schie. Dit zijn gevangenissen voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.
4.2. In het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat
zijn in een regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.
4.3. Klager is sinds 2000 voor de vijftiende keer gedetineerd en alle detenties zijn problematisch verlopen met fysieke en verbale agressie naar gedetineerden en personeel. De selectiefunctionaris is voor de beslissing tot plaatsing van klager op
de
BPG-afdeling van de p.i. Vught afgegaan op het selectieadvies van de directeur van de p.i. Lelystad van 6 mei 2014. Hieruit komt naar voren dat er sprake is van verbaal agressief gedrag waarvoor klager meermalen rapport is aangezegd en is
gesanctioneerd. Klager heeft meermalen personeel (ernstig) bedreigd en heeft bij zijn laatste bedreiging van een personeelslid een slagwapen getoond. Het PMO heeft aangegeven dat klager getraumatiseerd is en heeft geweigerd om mee te werken aan
plaatsing op een EZV-afdeling. Klager is overgeplaatst naar een PPC maar weer teruggeplaatst in verband met agressief gedrag en een conflict met zijn behandelaar daar. Door het PMO is geadviseerd om klager op een BPG te plaatsen.
4.4. Uit het selectieadvies van de directeur van de p.i. Vught van 1 juli 2014 komt naar voren dat sinds het moment van plaatsing van het gedrag waarvoor klager is geplaatst in de BPG niets is waargenomen en dat klager sociaal wenselijk gedrag laat
zien om snel door de BPG te stromen. Hij is onopvallend aanwezig, stelt zich coöperatief op en werkt zonder enig weerwoord overal aan mee. Hij heeft aangegeven dat hij door iedereen wordt bedreigd. Als er iets gebeurt, wil hij direct aangifte doen van
bedreiging en mishandeling. Klager vervalt weer in zijn oude gedrag, wordt overmand door emoties en is achterdochtig. Meerdere personeelsleden voelen zich onveilig na aanhoudende verbale agressie die als zeer persoonlijk en bedreigend wordt ervaren.
4.5. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de selectiefunctionaris op grond van het bovenstaande kunnen in redelijkheid kunnen beslissen dat klager op grond van zijn persoonlijkheid en gedrag een ernstig beheersrisico vormt en kunnen
besluiten klager te plaatsen in de BPG van de p.i. Vught en vervolgens over te plaatsen naar de BPG van de locatie De Schie. Vanuit deze laatste inrichting zal worden getracht om klager uit te plaatsen naar een reguliere afdeling. De beroepen zullen
ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 oktober 2014.
secretaris voorzitter