Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3235/GA, 2 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:02-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3235/GA

betreft: [klager] datum: 2 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Esserheem,

gericht tegen een uitspraak van 22 augustus 2014 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 november 2014, gehouden in de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde locatie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beschadiging van een tweetal T-shirts, ontstaan ten gevolge van het laten wassen daarvan in de inrichtingswasserij.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De inrichting acht zich niet verantwoordelijk voor de schade die is ontstaan aan klagers kleding. De directeur heeft de vlekken beoordeeld. Hij is van mening dat dit chloorvlekken kunnen zijn. Die kunnen niet in de inrichtingswasserij zijn ontstaan
omdat daar geen chloor wordt gebruikt. Het is wel zo dat eerder ontstane chloorvlekken na het wassen duidelijk worden. De directeur is van mening dat klager zelf verantwoordelijk is voor de schade. Hij mag zijn kleding in de inrichting laten wassen.
Hij
is dan wel zelf verantwoordelijk voor eventueel ontstane schade. Indien er bij de inrichting schade zou ontstaan door (grove) schuld van de inrichting, dan acht de directeur zich uiteraard wel verantwoordelijk voor die schade.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager wilde de betreffende T-shirts tonen aan de beroepscommissie maar hem werd niet toegestaan ze mee te nemen naar de zitting. Klager heeft van de medewerkers van de inrichtingswasserij gehoord dat daar wel degelijk (ook) met chloor wordt gewerkt.
Het waren lila en zwarte shirts en na de was zaten daar inderdaad chloorvlekken op. Klager heeft de shirts gekocht in Amsterdam voor een bedrag van in het totaal € 248,=. Dat was in 2013. Klager heeft in de inrichting nooit enige uitleg over de
wasserij
gekregen. De shirts zijn tijdens de eerste wasbeurt in Esserheem beschadigd. Hij was toen net vier dagen in Esserheem. Klager weet niet of ook nog andere gedetineerden over (chloor-)vlekken in hun kleding hebben geklaagd. Klager heeft overigens een
beroepschrift ingediend bij de Raad, mogelijk kan dit gelijktijdig met het beroep van de directeur worden afgedaan.

3. De beoordeling
Klager heeft gesteld dat hij eveneens beroep heeft ingesteld tegen de thans aan de orde zijnde uitspraak van de beklagcommissie en dan met name tegen de hoogte van de aan hem toegekende financiële tegemoetkoming. Uit ambtshalve onderzoek van de
beroepscommissie blijkt dat bij het secretariaat van de Raad na 22 augustus 2014, de datum van de bestreden uitspraak, geen beroepsschrift van klager is ontvangen. De beroepscommissie zal deze stelling van klager daarom buiten beschouwing laten.

De uitspraak van de beklagcommissie kan niet in stand blijven. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat de door klager opgevoerde schade aan zijn kledingstukken kan worden geweten aan een onzorgvuldige behandeling van die kledingstukken bij gelegenheid
van het wassen daarvan in de inrichtingswasserij. Het beroep van de directeur is daarom gegrond en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 2 december 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven