Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2813/JA, 3 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:03-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2813/JA

betreft: [klager] datum: 3 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.W.J. Faber, namens

[...], geboren op 10 mei 1994, verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 augustus 2014 van de beklagcommissie bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Hey-Acker te Breda,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 oktober 2014, gehouden in de j.j.i. Eikenstein te Zeist, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.J.A. Beukers-Bouten.
De directeur van de j.j.i. Den Hey-Acker heeft schriftelijk bericht niet ter zitting te kunnen verschijnen en te persisteren bij hetgeen reeds eerder in de procedure naar voren is gebracht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van 18 december 2013 tot intrekking van klagers verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat zijn verlof ten onrechte is ingetrokken. De drie vermeende incidenten die aan de intrekking ten grondslag worden gelegd kan klager weerleggen.
Daarbij komt dat klager een week eerder te horen had gekregen dat hij STP zou krijgen. Dit zou hij nooit op het spel zetten.
Op 13 december 2013 zou klager met de fiets vanuit de inrichting naar het station gaan. Voorheen ging hij met de treintaxi. Omdat zijn fiets ter reparatie bij de fietsenmaker was, ging hij met de bus. De eerste mogelijkheid is de bus van 7.45 uur.
Hierdoor arriveerde klager 20 minuten te laat op school. Klager heeft de inrichting hierover geïnformeerd. Klager heeft zijn lessen gevolgd. Door een aanpassing van het rooster eindigden zijn lessen die dag om 16.30 uur in plaats van 15.30 uur. In
overleg met de groepsleiding is klager eerder van school weggegaan om op de afgesproken tijd in de inrichting terug te kunnen zijn.
Op 16 december 2013 liep klager stage in La Place. Klager heeft iedere dag één uur pauze. Die pauze mag hij buiten La Place doorbrengen. In overleg met zijn stagebegeleider heeft klager een half uur pauze genomen. Het resterende half uur kon hij dan
aan
het einde van de dag opnemen om zodoende een half uur eerder naar huis te kunnen.
Op 17 december 2013 werd klager ziek wakker. Hij wilde zich niet ziek melden uit angst voor ontslag. Klager is een half uur later alsnog naar zijn stage vertrokken. In de bus werd hij weer ziek en moest hij overgeven. Klager heeft de intern begeleider
en de stagebegeleider geïnformeerd. Klager is teruggegaan, maar miste op station Breda de overstap met de bus. Op aanraden van de intern begeleider heeft klager een andere bus genomen, maar moest vanaf de halte waar hij uitstapte nog een half uur lopen
naar de inrichting.

In de periode hierna heeft klager veel gesprekken gevoerd. Alles werd echter afgekapt. Er werd niet naar klagers verhaal geluisterd. Klager kreeg geen kans zich te verdedigen. Hem werd gevraagd een brief te schrijven met een uitleg daarin. Een week
voor
de STP zou beginnen kreeg klager te horen dat het niet door ging. Klager kreeg nog wel verlof om naar school te gaan, maar niet meer om naar huis te gaan.
Na zijn overplaatsing naar De Hunnerberg kreeg klager eerst een terugval in gedrag en softdrugsgebruik. Inmiddels gaat het beter en zit klager in zijn derde fase. Binnenkort mag hij weer met verlof. Ook is hij bezig met het zoeken naar een woning en
naar werk.

Klager erkent dat er wel vaker wat mis is gegaan, maar na de laatste waarschuwing wilde klager geen enkel risico lopen.

De directeur heeft schriftelijk aangegeven te persisteren bij hetgeen hij in beklag naar voren heeft gebracht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat ten aanzien van klager sprake was van een cumulatie van incidenten waaruit valt af te leiden dat klager niet goed in staat was zich aan afspraken te houden.
Ten aanzien van de drie door klager uitvoerig benoemde incidenten wordt opgemerkt dat het moeilijk te beoordelen is of met de uitleg van klager, gezien in de totale context, geoordeeld kan worden dat deze incidenten volledig buiten de invloedsfeer van
klager lagen. Wel past het in het totale beeld dat destijds van klager bestond als een jeugdige die zich moeilijk aan afspraken kon houden.
Gelet hierop kon de directeur, hoe plausibel de uitleg van klager ook lijkt, concluderen dat de drie gebeurtenissen passen in het patroon dat klager binnen de inrichting liet zien. De beslissing het verlof van klager in te trekken kan dan ook niet als
onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Ten overvloede wordt opgemerkt dat klager nadien is overgeplaatst teneinde in een nieuwe inrichting een nieuwe start te maken.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, dr. F. Boer en ing. M.J. Mulders, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris,
op 3 december 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven