nummer: 14/2991/GA
betreft: [klager] datum: 2 december 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Serrarens, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 15 augustus 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 3 november 2014, gehouden in de locatie Norgerhaven, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde locatie, gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Klagers raadsvrouw, mr. J. Serrarens, heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel in verband met de orde, rust en veiligheid in de inrichting.
De beklagcommissie heeft het beklag op formele gronden gegrond verklaard en aan klager, nu het beklag materieel gezien ongegrond is verklaard, geen tegemoetkoming toegekend.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – schriftelijk en zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager is van mening dat het beklag ook op materiële gronden gegrond had behoren te worden verklaard en dat hem een tegemoetkoming moet worden toegekend. Klager is aan het einde van de dag in een afzonderingscel geplaatst door het personeel. Hij vormde
op dat moment geen gevaar voor zijn celgenoot terwijl hij toen ook niet doende was de celinventaris te vernielen. Klager wil graag dat zijn celgenoot, die getuige was van een en ander, door de beroepscommissie wordt gehoord als getuige.
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Aan klager had op zich toen een ordemaatregel opgelegd moeten worden. Omdat er toen geen directeur aanwezig was, is er wel overleg geweest met de directeur en is klager vervolgens ingesloten. Klager is de volgende ochtend op transport gegaan naar de
rechtbank. Het afdelingshoofd heeft toen overlegd met de directeur en klager is na terugkeer in de inrichting teruggeplaatst in zijn eigen verblijfsruimte. De directeur is voorafgaand aan klagers insluiting op de hoogte gesteld door het personeel.
3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en zal het verzoek van klager om getuigen te horen afwijzen.
De beroepscommissie gaat bij de beoordeling van het beroep uit van het volgende. Op 26 juni 2014 om 18.30 uur is klager door het inrichtingspersoneel in afzondering geplaatst naar aanleiding van een voorval dat staat beschreven in het daarvan
opgemaakte verslag van die datum. Klager is de volgende ochtend naar de rechtbank vervoerd en nadat hij is teruggekeerd weer in zijn eigen verblijfsruimte geplaatst zonder dat hem een ordemaatregel is opgelegd door de directeur.
Op grond van het bepaalde in artikel 24, vierde lid, van de Pbw, kan een ambtenaar of medewerker een gedetineerde voor een periode van ten hoogste vijftien uren in afzondering plaatsen (het zgn. bewaardersarrest), indien er sprake is van gronden als
genoemd in artikel 23, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Pbw. Daarbij dient de directeur onverwijld van deze plaatsing op de hoogte te worden gesteld.
Gelet op de inhoud van het hiervoor genoemde verslag van 26 juni 2014 was er sprake van gronden voor een plaatsing in afzondering. De beroepscommissie acht aannemelijk dat de directeur toen niet direct aanwezig kon zijn om over dat verslag te
beslissen,
terwijl een onverwijlde tenuitvoerlegging, gelet op die hiervoor genoemde gronden, wenselijk was. Niet is weersproken dat de directeur onverwijld op de hoogte is gesteld van de plaatsing van klager in een afzonderingscel. Gelet daarop moet worden
geoordeeld dat is voldaan aan de eisen voor de toepassing van het bewaardersarrest.
Dat bewaardersarrest heeft, nu dit is aangevangen op 26 juni 2014 om 18.30 uur en voldoende aannemelijk is dat dit door klagers overbrenging naar de rechtbank is geëindigd in de ochtend van 17 juni 2014, minder dan vijftien uren geduurd.
Het verslag is niet aan klager medegedeeld, maar dat is in dit geval, nu er enkel sprake is geweest van bewaardersarrest, geen formeel gebrek dat tot een gegrondverklaring van het beklag zou moeten leiden.
Het vorenstaande bezien in onderling verband en samenhang maakt dat de bestreden beslissing van de beklagcommissie niet in stand kan blijven en dat het beklag alsnog in volle omvang ongegrond moet worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het verzoek om getuigen te horen af, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 2 december 2014.
secretaris voorzitter