Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2822/GA, 2 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:02-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2822/GA

betreft: [klager] datum: 2 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 31 juli 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 november 2014, gehouden in de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, is klager gehoord.
De directeur van voormelde p.i. heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en daarbij zijn standpunt nader toegelicht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het door de directeur en het afdelingshoofd niet serieus nemen van klachten omtrent klagers verblijf in een meerpersoonscel.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft nooit om een contra-indicatie voor plaatsing in een meerpersoonscel gevraagd. Hij had problemen met deze specifieke gedetineerde omdat die man werkelijk alles bij elkaar snurkte. Ook gedetineerden in de ernaast liggende cellen gaven aan
last te hebben van het snurken van die persoon. Uiteindelijk heeft het vier weken en twee dagen geduurd alvorens tot een oplossing is gekomen. Klager is ten gevolge hiervan opgenomen in een ziekenhuis. Hij heeft met de inrichtingspsycholoog gesproken
om
tot de oplossing van het probleem te komen. Daarbij ging het niet om het verkrijgen van een contra-indicatie. Ook klagers celgenoot heeft het probleem bij het personeel gemeld. Vervolgens werd aangeboden om van cel te ruilen. Omdat niemand met klager
wilde ruilen is klager in die cel gebleven. Dat leidde uiteindelijk tot klagers ziekenhuisopname. Klager heeft het personeel voorgesteld dat hij zou overnachten in een afzonderingscel maar dat werd hem niet toegestaan. De medische dienst onderkende de
klachten niet goed. De directeur heeft weliswaar aangevoerd niet aansprakelijk te zijn voor het handelen van het personeel, maar dit argument snijdt volgens klager geen hout. De medische dienst wilde klager geen slaapmedicatie verstrekken maar gaf
enkel
valeriaan. Uiteindelijk heeft het afdelingspersoneel er voor gezorgd dat klager na terugkomst (na weer twee dagen in een meerpersoonscel) in een enkelcel werd geplaatst. Het was voor klager erg moeilijk om zijn problemen hard uit te spelen naar de
directeur. Hij liep het gevaar dat zijn fasering in de knel zou komen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt
- schriftelijk - toegelicht.
Het beklag ziet feitelijk op het gegeven dat klager in een meerpersoonscel is geplaatst met een snurkende celgenoot. Hij zou pas daarna door de medische dienst en de psycholoog zijn gezien. Klager heeft, voorafgaand aan zijn plaatsing, nimmer
aangegeven
ongeschikt te zijn voor een meerpersoonscel-plaatsing en hierover heeft hij ook geen contact opgenomen met de medische dienst of de gedragsdeskundige. Dat had hij wel moeten doen. Klager heeft na de plaatsing in de meerpersoonscel aan het
afdelingshoofd
gemeld dat hij veel last had van het snurken van zijn celgenoot. Klager is toen doorverwezen. Hem zijn oordoppen en valeriaan verstrekt. Op 21 maart 2014 is hij vervolgens uit coulance in een enkelcel geplaatst. De directeur geeft nog aan dat snurken
op
zich geen contra-indicatie oplevert voor een verblijf in een meerpersoonscel.

3. De beoordeling
De beroepscommissie kan zich niet verenigen met de uitspraak van de beklagrechter en zal deze vernietigen.

Klager is door de directeur op 18 februari 2014 in een meerpersoonscel geplaatst bij een medegedetineerde die snurkte. Door de ernst van dat snurken, welke ernst op zich door de directeur niet wordt weersproken, ontstonden er bij klager
gezondheidsproblemen, welke uiteindelijk ertoe hebben geleid dat klager (tijdelijk) werd opgenomen in een ziekenhuis. Na ommekomst van die ziekenhuisopname is klager uiteindelijk na twee dagen in een enkelcel geplaatst.

De beroepscommissie stelt allereerst vast dat de directeur, onder meer op grond van het bepaalde in de artikelen 5 en 42 van de Pbw, een zorgplicht heeft ten aanzien van de gezondheid van de in zijn inrichting verblijvende gedetineerden.

Klager heeft kort na zijn plaatsing aangegeven ernstige hinder te ondervinden van het snurken van de in zijn verblijfsruimte verblijvende medegedetineerde. Hij heeft vervolgens ook contact opgenomen met de medische dienst en de gedragsdeskundige om tot
een oplossing te komen. Daarbij heeft hij uitdrukkelijk niet om een contra-indicatie inzake plaatsing in een meerpersoonscel verzocht maar om een herplaatsing naar een andere verblijfsruimte. Pas nadat klager in het ziekenhuis is onderzocht in verband
met – met zijn slaaptekort verband
houdende – klachten, is klager geplaatst in een andere cel.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is de directeur, alle hiervoor vermelde omstandigheden in aanmerking nemend, in dit geval tekort geschoten in zijn hiervoor vermelde zorgplicht. Gelet daarop zal het beklag alsnog gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming. Zij neemt daarbij als uitgangspunt dat de directeur klager, gelet op die zorgplicht, reeds na enkele dagen in een andere verblijfsruimte had moeten plaatsen.
Zij stelt de hoogte van de tegemoetkoming daarom vast op € 60,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 60,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 2 december 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven