Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 00/1962/GA, 14 februari 2001, beroep
Uitspraakdatum:14-02-2001

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Dagprogramma  v

Uitspraak

nummer: 00/1962/GA

betreft: [4 klagers] datum: 14 februari 2001

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 27 september 2000 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van [klager] en mr.P.H.W. Spoelstra, namens

[klager]en alle andere gedetineerden van de F-afdeling van de p.i. Zoetermeer te Zoetermeer,
verder te noemen klagers,

gericht tegen een uitspraak d.d. 12 september 2000 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Zoetermeer te Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 december 2000, gehouden in de p.i. Zoetermeer te Zoetermeer, zijn gehoord de heer [klager], bijgestaan door de raadsman van de klagers, mr. [...], en mevrouw [...], plaatsvervangendunit-directeur bij voormelde inrichting.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft schending van het recht op een dagprogramma van tenminste 88 uren per week.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klagers is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt door [klager] als volgt toegelicht:
Het gaat in het bijzonder om drie punten: in- en uitsluiten; maaltijden; verplaatsing binnen de inrichting.
Het wekken en het uitsluiten in de ochtend vinden op hetzelfde moment plaats. Het dagprogramma begint om 7.00 uur. Op dat tijdstip wordt begonnen met het uitsluiten van de gedetineerden. Als je aan het einde van de gang zit, wordtje pas om 7.05 uur uitgesloten. Hierdoor missen de gedetineerden iedere dag ongeveer vijf minuten van het dagprogramma. Hetzelfde geldt voor de insluiting voor de nacht. Het personeel begint om 21.10 uur met het insluiten, terwijlde officiële insluittijd 21.15 uur is.
We worden iedere dag te lang ingesloten voor het nuttigen van de maaltijden.
Verplaatsing van gedetineerden binnen de inrichting kost tijd. Dat is verloren tijd, waarin geen activiteiten kunnen plaatsvinden en die tijd moet niet bij het dagprogramma worden gerekend.

Namens klagers is hier door hun raadsman mr. P.H.W. Spoelstra overeenkomstig de ter zitting overgelegde pleitnotitie het volgende aan toegevoegd:
Het in artikel 3 van de Penitentiaire maatregel (PM) genoemde aantal uren dagprogramma is een minimum aantal. Het is nimmer de bedoeling geweest van de regelgever om het aantal uren op minder gerealiseerd te zien door de in- enuitsluiting van de gedetineerden, het transport van en naar de activiteiten als luchten, arbeid, sport en dergelijke hierop in mindering te brengen, of het nuttigen van de maaltijden (feitelijk achter gesloten deuren) zo lang telaten duren dat er de facto sprake is van een vermindering van het aantal uren dagprogramma.
In de PM staat als omschrijving dat het dagprogramma de periode beslaat tussen de uitsluiting in de ochtend en de insluiting voor de nacht. Het insluiten zelf mag dus niet worden meegerekend bij het dagprogramma. Hetzelfde geldtvoor andere – weliswaar noodzakelijke – activiteiten die voor de gedetineerden niet als activiteiten gelden. Dit vloeit ook voort uit de rechtspraak over de p.i. De Geerhorst, waarin al werd beslist dat de in- enuitsluitingsprocedures niet tot het dagprogramma mogen worden gerekend, omdat het minimum aantal uren dat het dagprogramma moet bevatten daarmee wordt ingeperkt.
Artikel 20 PBW laat de mogelijkheid tot insluiting op cel tijdens de maaltijd toe. De duur van de insluiting ten behoeve van de maaltijd moet worden gerelateerd aan de duur die in redelijkheid nodig is om een maaltijd te nuttigen.Het verband tussen de duur van insluiting en de tijd die werkelijk voor het eten van de maaltijd nodig is, bestaat niet meer, zeker niet als er voor de maaltijd een uur of zelfs nog langer is gereserveerd in het dagprogramma. Ookhier wordt het dagprogramma dus beperkt.
Een invulling van het dagprogramma zoals dat in de p.i. Zoetermeer geldt, verdraagt zich niet met de strekking van artikel 3 PM indien de ruime maaltijdtijden, de verplaatsing van en naar de activiteiten en het uit- en insluiten inhet dagprogramma worden meegeteld.
De gedetineerden hebben het vermoeden dat in de toekomst bezuinigingen mogelijk zullen worden doorgevoerd door middel van inperking van het dagprogramma.
De tegemoetkoming die gevraagd wordt, is dezelfde als bij de beklagcommissie is gevraagd.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht:
Er wordt voldaan aan het minimum aantal uren dagprogramma van 88 uren per week. Dit is in het verweer op de beklagzaak ook voorgerekend. Er is geen sprake van bezuinigingen.
De gedetineerden worden om 7.00 uur gewekt en uitgesloten. Vier personeelsleden beginnen hier iedere ochtend mee.
Het insluiten in de avond is om 21.15 uur afgerond.
De gedetineerden die in de ochtend als laatsten worden uitgesloten, worden in de avond ook weer als laatsten ingesloten.

3. De beoordeling
Met betrekking tot de uit- en insluitingsprocedure overweegt de beroepscommissie dat zij in eerdere uitspraken heeft bepaald dat de uit- en insluitingsprocedure niet onder het dagprogramma mogen vallen. Zij heeft daarin bepaald dathet dagprogramma begint op het moment waarop de uitsluiting van de gedetineerden in de ochtend plaatsvindt en dat de uitsluiting van de gedetineerden moet samenvallen met het moment waarop de celdeuren daadwerkelijk worden geopend.

Zij heeft voorts bepaald dat het dagprogramma eerst dan eindigt als de feitelijke insluiting voor de nacht begint en dat het dagprogramma door de directie zo moet worden ingericht dat de door de directie gehanteerdeinsluitingsprocedure, voorzover plaatsvindend na het feitelijk sluiten van de celdeur, buiten het dagprogramma valt.
De beroepscommissie onderstreept, gelet op de teruglopende duur van het dagprogramma het belang van de gedetineerden dat het uit- en insluiten plaatsvindt op de tijdstippen die genoemd worden in het dagprogramma. Zij is echter vanoordeel dat dit er in het onderhavige geval niet toe kan leiden dat het beklag op deze grond gegrond zou moeten worden verklaard nu niet de indruk bestaat dat er ten gevolge van deze procedures sprake is van een structureel tekortvan het aantal uren dagprogramma. Blijkens klagers verklaring en de verklaring van de directeur ter zitting van de beroepscommissie gaat het namelijk slechts om enkele minuten die de gedetineerden om organisatorische redenen tengevolge van de uit- en insluitingsprocedure van het dagprogramma moeten missen. Dit wordt onderstreept door de onweersproken verklaring van de directeur ter zitting van de beroepscommissie dat de gedetineerden die in de ochtend alslaatste worden uitgesloten in de avond ook weer als laatste worden ingesloten.

Met betrekking tot het bij het dagprogramma rekenen van de tijd die nodig is om de gedetineerden van en naar de verschillende activiteiten te brengen, het zogenaamde transport binnen de inrichting, overweegt de beroepscommissie hetvolgende. Deze tijd, gedurende welke de gedetineerden zich buiten hun cel bevinden, kan in redelijkheid tot het dagprogramma worden gerekend.

Met betrekking tot het insluiten van de gedetineerden in hun cel tijdens het nuttigen van de maaltijden overweegt de beroepscommissie het volgende.
Uitgangspunt van de wet (artikel 20 PBW) is dat gedetineerden in een regime van algehele gemeenschap, zoals in de p.i. Zoetermeer, met uitzondering van de in het derde lid genoemde perioden in gezamenlijkheid verblijven. Het tweedelid van dit artikel vermeldt nog een aantal specifieke uitzonderingsmogelijkheden op vooromschreven uitgangspunt. Op grond van dit artikellid kunnen gedetineerden worden verplicht zich tijdens het nuttigen van de maaltijden in hunverblijfsruimte op te houden.
Insluiting in de cel voor de maaltijden is gelet op de gebouwelijke voorzieningen in de p.i. Zoetermeer niet in strijd met de wet. Ter beoordeling is nu de vraag of de directeur aan de beslissing tot insluiting tijdens de maaltijdeninhoud geeft op een wijze die redelijk en billijk is. Het gaat te ver te eisen dat die insluiting slechts is toegelaten voor de duur dat een individuele gedetineerde daadwerkelijk zijn maaltijd nuttigt. Voorzover voor de maaltijdtussen de middag en in de avond gezamenlijk een tijdsduur van twee uren wordt gerekend is dit weliswaar nogal ruim bemeten, maar kan niet gezegd worden dat zulks onredelijk of onbillijk is. Voorzover voor de maaltijd tussen demiddag en in de avond gezamenlijk een tijdsduur van meer dan twee uren wordt gerekend acht de beroepscommissie zulks onredelijk en onbillijk. Blijkens het overgelegde dagprogramma wordt in de p.i. Zoetermeer gedurende enkele dagenper week voor de middag- en avondmaaltijd gezamenlijk twee uren en een kwartier gerekend. Gelet op het voorgaande moet dit bij afweging van alle in aanmerking komende belangen onredelijk en onbillijk worden geacht. Het beklag zal inzoverre alsnog gegrond worden verklaard.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond voorzover de middagmaaltijd en de avondmaaltijd gezamenlijk meer dan twee uren van hetdagprogramma beslaan en verklaart het beroep voor het overige ongegrond. Zij kent geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. T.M. Halbertsma en mr. drs. A. Rook, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 14 februari 2001.

secretaris voorzitter

Naar boven