Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2789/GM, 2 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:02-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2789/GM

betreft: [klaagster] datum: 2 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.C. van Hoogmoed, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Nieuwersluis,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 29 juli 2014 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 november 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is klaagster raadsvrouw voormeld gehoord.
Hoewel voor klaagsters vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft zij daarvan geen gebruikgemaakt, omdat zij veel last van haar rug had.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Nieuwersluis heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals omschreven in het bemiddelingsverzoek van 16 juli 2014 en voor zover in beroep nog aan de orde betreft:
a. het te lang wachten alvorens klaagster werd verwezen naar een dermatoloog;
b. het te lang wachten alvorens klaagster werd verwezen naar een oogarts;
c. het niet tijdig reageren op een oogontsteking in het linkeroog.

2. De standpunten van klaagster en de inrichtingsarts
Namens klaagster is aangevoerd dat zij van mening is dat ten onrechte wordt gesteld dat de medische dienst zorgvuldig is omgegaan met haar klachten. Er is enkele weken gewacht alvorens zij werd doorverwezen naar een dermatoloog, terwijl het vermoeden
bestond dat er sprake was van een huidkanker, nl een basaalcelcarcinoom. Dat is niet zorgvuldig. Een dergelijke aandoening geneest, blijkens de informatie op internet, weliswaar bijna altijd goed, maar een snelle behandeling is daarbij wel
noodzakelijk.
Dat is hier niet gebeurd, waardoor klaagster nog meer van slag is geraakt.
Ook is onvoldoende aandacht besteed aan de (diverse) oogklachten van klaagster, zij had een regenboogvliesontsteking aan het ene oog en aan het andere oog een bindvliesontsteking. Klaagster heeft meermalen gemeld dat zij aan beide ogen last had. Er is
lange tijd niet gereageerd op de door klaagster ondervonden klachten. Mat name de latere oogontsteking is niet goed behandeld. Zo kreeg zij daarvoor dezelfde oogdruppels als bij de eerdere ontsteking, terwijl het een ander type ontsteking was.
Concluderend kan gezegd worden dat er onvoldoende voortvarend gehandeld is.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt wordt bij partijen als bekend verondersteld.
Ten aanzien van de drie onderdelen geeft de inrichtingsarts een overzicht van de contacten die er zijn geweest tussen klaagster en de medische dienst en de data dat klaagster naar de dermatoloog en de oogarts is geweest. Onder verwijzing naar deze
gegevens uit het medisch dossier concludeert de inrichtingsarts dat klaagster volgens de regelen der kunst is behandeld aan het carcinoom en de ooginfecties.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat uit de stukken, en met name uit klaagsters medische gegevens, en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht volgt dat zij regelmatig door de inrichtingsarts is gezien zowel betreffende het bultje hetgeen later een
basaalcelcarcinoom bleek te zijn, als ook ten aanzien van de klachten aan haar beider ogen. Klaagster is doorverwezen naar de dermatoloog en naar de oogarts. Uit de voorhanden zijnde inlichtingen van de inrichtingsarts en de bemiddeling door de Medisch
Adviseur komt naar voren dat de medische dienst en de inrichtingsarts voldoende voortvarend hebben gehandeld bij de behandeling van de klachten, die naar het schijnt overigens alle zijn weggenomen. Van onjuist of onzorgvuldig handelen is niet gebleken.
Het was een ongelukkige samenloop van omstandigheden dat verschillende oogaandoeningen elkaar in korte tijd opvolgden. Ook in de “normale” maatschappij duurt het doorgaans enige tijd alvorens een afspraak bij een specialist wordt gerealiseerd.
Vastgesteld kan worden dat de normale behandelmethode ten aanzien van klaagsters medische klachten is gevolgd. Aan klaagsters ogen is bij voortduring aandacht besteed en ook is aan haar adequate oogmedicatie verstrekt.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat klaagster voldoende adequate medische zorg is geboden en dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel
28
Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. S.B. de Pauw Gerlings - Döhrn, voorzitter, dr.ing. C.J. Ruissen en dr. J.H.A.M.C. Schoenmackers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 2 december 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven