nummer: 14/2988/GA
betreft: [klager] datum: 26 november 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.S. de Groene, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 15 augustus 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie, wegens de vondst van contrabande op klagers cel.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Tijdens een celinspectie is een extra televisie en een tot schroevendraaier bewerkt broodmes aangetroffen. De televisie behoorde toe aan klagers
celgenoot, die dat ook heeft erkend. Klager was op de hoogte van de aanwezigheid van de televisie, doch het is niet in klagers eigen belang te klagen over de overtredingen van de celgenoot. Dit kan namelijk leiden tot represailles. Dit toont aan dat
de
gedetineerde zich in een bijzonder kwetsbare positie verkeert met weinig rechten. Klager meent dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor goederen die de celgenoot ongeoorloofd heeft ingevoerd. Door dit wel te doen, heeft de directeur zijn
bevoegdheid niet zorgvuldig uitgeoefend. De directeur had klager voor de celinspectie moeten bevragen of er iets te melden is. Het mes lag in de wc naast de luchtafvoer en was niet te zien bij binnenkomst in de wc. De wc is in een afgesloten ruimte.
Uit
de aard van een toiletbezoek is het onmogelijk op de richel naast de luchtafvoer te kijken. De directeur had een situatieschets of een foto moeten toevoegen aan het dossier. Daaruit zou direct duidelijk zijn geweest dat het mes enkel en alleen te zien
was door op de wc bril te gaan staan. De toevoeging dat klagers televisie van cel wordt verwijderd tijdens de tenuitvoerlegging van de disciplinaire straf is een ordemaatregel. Ook de duur van de disciplinaire straf is disproportioneel.
De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts stelt de directeur dat de medegedetineerde, net als klager, op de hoogte was van de extra televisie. Hij heeft echter ontkend dat de televisie zijn eigendom was. Klagers
stelling dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de door de celgenoot ingevoerde goederen gaat dus niet op. Beide gedetineerden wisten van de televisie en beide ontkennen de eigenaar te zijn. Uit de Pbw volgt geen verplichting voor de
directeur om klager voor een celinspectie te horen. Uit de jurisprudentie blijkt dat het doorzoeken van de cel zorgvuldig moet gebeuren om beschadigingen te voorkomen. Voorafgaand wordt aan de gedetineerde de reden van de celinspectie meegedeeld. Voor
aanvang van de opgelegde disciplinaire straf is klager gehoord. Onder verwijzing naar jurisprudentie van de beroepscommissie meent de directeur dat beide gedetineerden in een meerpersoonscel verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor hetgeen op de
cel
is gevonden, tenzij één van de twee geen verwijt kan worden gemaakt. Nu het mes niet in goederen/kasten van één van de gedetineerden is gevonden, doch in een ruimte die voor beide gedetineerden toegankelijk is, zijn zij beide verantwoordelijk. Beide
gedetineerden hebben ontkend eigenaar te zijn van het mes. Het verwijderen van de televisie tijdens de tenuitvoerlegging van een disciplinaire straf is volgende de jurisprudentie van de beroepscommissie toegestaan. De duur van de strafcelplaatsing is
overeenkomstig het sanctiebeleid van de inrichting.
3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie merkt nog op dat het verwijderen van de televisie uit de verblijfsruimte voortvloeit
uit de aan klager (en zijn celgenoot) opgelegde disciplinaire straf. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A. van Holten, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 26 november 2014
secretaris voorzitter